12©

DE HONDEN ÏN TURKIJE.*

die men' in de Oosterfche landen niet aan een kant plag te doen, van hetgeen zij in flrjk en vuiligheid vinden, en van de goedgunftigheid der Mufelmannen, die, al wat van de tafel overblijft, hoofdzakelijk den honden laten geven, om de wet van den grooten Profeet te vervullen. Ja velen laten op zekere dagen van de week, vleesch voor deze dieren koopen, en door hunne bedienden aan de honden ronddeelen. Vele maken zelfs rijke legaten, om na hunnen dood nog voor deze dieren te zorgen. Deze erfmakingen zijn van tijd tot tijd zoo menigvuldig geworden, dat er op iederen dag van de week aanmerkelijke gedeelten vleesch, van bijzondere lieden , openlijk rondgedragen en aan de honden verdeeld worden.

Voor het overige liggen deze dieren dagen lang, even als de menfchen, volmaakt werkeloos, koesteren zich op ftraten en heuvels in de zon, bekommeren zich over niets, en blaffen zelfs niet. Zij fterven, waar zij geleefd hebben, en dieneh den broederen nog tot fpijs. Hunne vermenigvuldiging, die hier door geene kunstmiddelen verhinderd wordt, is zeer fferk, doch het is zeer opmerkelijk, dat men in Konjlantinopel zegt, geen voorbeeld te hebben, dat daar ooit een hond'dol geworden is , terwijl integendeel daarvan, in Pera, (eene Itad by Konftantinopel behoorende,) waar de Christenen wonen, die hunne honden volgens de Europifche manier houden, dergelijke gevallen voorkomen.

De Turken zijn ook nog op deze wijze goedgunftig jegens deze dieren, namelijk, door hen ook in hunne befcherming te nemen. Men heeft gevallen, dat Europeanen , die zich met Hokken of anderzins aan de honden vergrijpen, hierdoor in levensgevaar komen. Dit is nu des te erger, dewijl deze honden de Christenen niet mogen lijden, en aanvallen op allen, die als Chris^ tenen gekleed zijn —- de Turken komen dan echter zulk een mensch met te hulp, maar hebben hun verWaak in zulk een fchpuwfpel.