Ï2S

L EVENSB IJ Z-ONDER HEDEN

rJlerijl terug, en vond dat de berigten, die hij ontvangen had, maar al te waarachtig waren. Lieden van allerlei ltand en jaren ftroomden uit hunne huizen den Aartsbisfchop te gemoet, en fmeekten hem al fchreijcn-

.1 Ti*.: u„n.«f ^i^h vnn (ypI/WiI aio h\i

de om nuip. mj ui.&<n » r . b-»-—~ »"> ™,

in de kerk, en verngtte zijn gebed. Daarna bezocht hij ,1p witten. alwaar de pest zich had beginnen te open¬

baren, en vond reeds eenige menfchen daaraan geftorven. In zijn Paleis vond hij de Stads Regeerders, en eenige Koninklijke Ambtenaren, die thans, in den dringenden nood, den wrok tegen hem vergeten hadden, en hem ernffig baden, de zorg voor den Staat op zich te nemen, naardien hun, gelijk zij uitdrukkelijk verklaarden , door een Goddelijk oordeel, alle verftand benomen was. Hij beloofde alles te doen wat hem mogelijk zou zijn. Hij wendde zich daarop tot god , met bidden en vasten; in de kerken werden dagelijks plegtige gebeden gedaan; en hij zelf predikte tot het volk, vermanende een ieder, van hoogen of lagen ltand , tot boete en bekeering. . ^ ... . ..

Vervolgens maakte hij zrj.7 Testament, bij hetwelk hij aan zijne huisgenooten, naar ieders behoefte, eene erfgifte befprak, en alles wat niet noodwendig op zijne bloedverwanten moest vervallen, aan de armen overliet. Den negenden September 1576, werd hetplegtigbezegeld. Fn nu wijdde hij lijf en leven aan het volk. ' Zoodra de ziekte zich begon te verfpreiden, het hij niet Hechts eenige weinige arme lieden, maar geheele huisgezinnen, wier woningen aangeftoken, of in fterke verdenking waren, overbrengen in een groot ruim gebouw, buiten de ftad, hetwelk reeds onder de regeiino- van het Huis Sfortia was opgerigt. Het was m het* vierkant gebouwd, en had driehonderd vijf en zestio- kamertjes of cellen; buiten hetzelve was een loop»nd water, en van binnen eene ruime opene plaats. Dan te dien tijde, was het geheel niet ter bewoning ingerigt, en het verderf nam zoo fnel en krachtig toe, dat men geen tijd hadde om het te ftofferen; hierdoor was elk die in dit gebouw kwam, terftond reeds van het getal der levenden uitgefloten. Er waren geene bedden , scène oppasfers, geen voorraad van fpijzen, geene geneesmiddelen, en dien de pest verfchoonde, die gerekte door honger, angst, en vertwijfehng om het le. ven De ouders ftierven voor de oogen hunner kmde-

ren,