196 OPWEKKING AAN DE CHRISTENHEID OM HET

Een wolk, fchoon reeds door 't licht beglansd, Bleef jezus vrïendenftoet omich&uwen, Tot, op Tt gezegend Pinkflerfeest, Gods adera, jezus eeuwge Geest, Verheven wijsheid, moed en trouw Deed in hun reine harten dauwen.

Zoo blijft het zwevend lentewaas, Verzilverd door de morgenftralen, Om berg en beemd en dal gefpreid; Maar gloort de zon, vol majefteit, Dan doet zij heel de fchepping weêr Met onbewolkte fchoonheid pralen.

De verheerlijkte jezus, de volmaaktlte deelgenoot der menfchelijke natuur, overtuigd, dat de uitwendige zinnen moeten getroffen worden , indien de geheel vreemd gewordene waarheid , waarvan de verbasterde ziel zich geen beeld kon voorftellen, eenen algemeenen indruk zoude kunnen maken; de verheerlijkte jezus fchikte zich ook hier naar de zwakheid zijner fterfeliike broederen. Koren van Iterfelijke Christenen juichen hier:

Triomf! de Vader der natuur

Wilde adams nagedacht zijn grootheid op doen merken:

Natuur moet, wen zijne Almagt wenkt,

Met dubble veerkracht, fchoon naar vaste wetten, werkeo.

Die Almagt wenkte op 't Pinkiterfeest;

En zielvermogens, door geen oefning ooit ontwikkeld,

Bereikten hun volkomenheid ,

En werkte Godlijk, door de reinfte drift geprikkeld.

Zouden wij niet aanbidden, verlichte Christenen! op Sions heuvelen toch ontfprong de heilrivier, die heel de wereld doordroomde, en aan wier boorden de vruchten des levens bloeiden. Het vormen der Apostelen tot wereldleeraars, zal eeuwig de blijdfchap der gezaligden zijn. Dat al onze_ fpeeltuigen dan het zingend verhaal van deze gebeurtenis vergezellen.

De zon had nog den dauw van Sions heuveltoppen Niet blinkend weggekuscht; een wolk van balfemgeur, Uit kruid en bloemen , zweefde op 't fuizend morgen-koeltje, Dn 't lagchend Undfchap zwom in 'sdaagraads rozenkleur ,

loei?