OVER DE NEIGING OM ANDEREN TE BEHAGEN. 2It>

een troost ftaat werkelijk onder een ieders bereik. De getrouwe uitoefening onzer pligten mag zeker aan de verwachtingen van eenigen niet voldoen; doch , wanneep zij Hechts overeenkotnftig de ilotfom en het uitwerkfel van onze beste wetenfchap, vatbaarheden en inzigten is, zoo kan en zal zij ons de goedkeuring van hun allen, ia wier achting wij belang ftellen, verfchaffen. Het is onmogelijk, dat wij door zulk een geregeld leven, de goede gedachten, die een eenig mensch van verftand omtrent ons mogt opvatten, zouden kunnen verbeuren. Het moge den nijd verwekken, de ijverzucht aanprikkelen , en ons, zelfs voor de boosheid en wraaklust, niet kunnen beveiligen; maar des niet te minder zuilen wij het voorwerp der goedkeuring zijn. Wijken wij maar niet van onzen pligt -— onbekommerd wegens goedkeuring, en onkwetsbaar door berisping zoo verkrijgen wij ongetwijfeld de eerfte en

verijdelen de iaatfte. Wel begrepen, is berisping in dit geval eigenlijke goedkeuring; want, wie zou zich met de dwaze hoop willen vleijen, van te gelijk, den goeden en kwaden te behagen? Laudari a laudato viro. ——• De lof dergenen, die van allen geprezen worden, heeft ongelijk veel hooger waarde. Op de rest der menfchen moeten wij niet rekenen; ten minfte mogen wij hunne gunst niet zoo hoog fchatten, dat wij die door ongeoorloofde middelen, door lage kruiperijen, door flaaffche en onteerende onderdanigheid en yleijerij, zouden zoeken af te troonen.

Omtrent de uitoefening van zekere pligten, zijn fommige menfehen in eene dwaling vervallen, die wel niet zeer algemeen is, maar nogtans verdiend gemeld te worden. Deze menfchen vergenoegen zich met de bloote uitoefening der bedoelde pligten zoo geheel en al dat zij wanen, zich, naar de gewone pligtplegingen der wellevendheid en befchaafde levenswijze, niet te'moeten fchikken. Wanneer Hechts hunne braafheid niet in twijfel worde getrokken, zoo achten zij de voegelijkfte aard en wijze, waarop zij zich naar buiten vertoont, als eene niets beduidende zaak. Menfchen van dit flag bewijzen ons hunne dienften op zulk eene onftuimige wijze, als maakten zij eenen aanflag op ons leven; en betalen, in hun beroep, hunne fchulden, als gingen zij

Zwanger van een ontwerp om te ftroopen. — Doch

de befchaafde gemanierdheid is zelfs een plig!; zij is

een