DEK WALDENZEN. 2SQ

beft'rgen. Deze doorgang is tusfchen twee ontzaggelijke 'otfen uitgehouwen, tusfchen welken men geene andere ruimte heeft, dan die, welke de rivier Germartatque beflaat; zij droomt door dezelve met een verWonderlijk groot geweld, zoodat liet onmogelijk is, dat men, als men de brug, welke omtrent ter halve hoogte van de eene rots gemaakt is, afbreekt, in deze vai=ei komen kan. Eenige honderd menfchen zijn in ftaat om zich dan tegen de grootde armée der wereld te verdedigen. Behalve dezen doorgang heeft men nog zeer hoog en ook zeer lang twee of drie groote brug. gen , welke men fiechts behoeft af te breken, om binnen korten tijd den vijand gevangen te nemen.

Le Pm vier, hetwelk het aanzienlijk fte dorp van de vallei van St. Martin is, is niet anders bewoond dan door Roomichen, gelijk ook Frou.'fier, St. Martin, Chabrons, enz.; het getal der Waldenzen, zoo er ten minde in deze pïaatfen worden gevonden, moet daar zeer gering zijn.

De- dichters en romanfchrijvers laten, terwijl zij met tooverachtige trekken hunne herders en herderinnen fchihieren , in alle gevoelige zielen niets anders overig, dan een vurig verlangen of liever eene gevoelige ftnart, dat zij de originelen van deze betooverende en fchilderachtrge beelden nergens in de natuur kunnen wedervmden. Maar —-— o! hoe, kan dit de vrienden der deugd opbeuren, vertroosten! ik kan hun eenen kleinen hoek der aarde aanwijzen, waar zij dat wedervinrien, hetgeen ik zelfs elders vruchteloos gezocht heb. Deze gelukkige fchuilplaats is in de vallei van St. Martin. Ik heb aldaar herderinnen, in de volde beteekenïs van het woord, gekend, welke zoo beminnelijk, zoo belanginboezemeiid waren, als immer' onze romanheldinnen wezen kunnen. En indien de khoone fchrijver van a'Estelle of van Galatée onder a&ebe, had geleefd, gelijk als ik, dan had hij aan zijne teekemngen een koloriet, dat veel levendiger was , kunnen mededeelen; dan had hij niet noödig gehad, om zoo verre van de waarheid af te wijken. Maar men moet echter niet gelooven of een befluit afleiden uit hetgeen ik hier zeg, dat deze herderinnen gelijken naar de elsjes van de mode of van de bon ton in oiue H.dAï — o neen! want dan zouden dezelve I* 3 vol-