OVERDENKING BIJ BE LENTE» jg£

Zie de jeugd de lente vieren,

Werkzaamheid den gullen oogst, *t- Vederkoor in zwermen zwieren, Lente de aarde alom verderen. —

Lente! uw roem klinkt hier het hoogstl

Als we Auroor weêr vroeg zién pralen,

Over 't rijzend halve rond, En de zon wéér laat zien dalen: —~ Kan de winter daarbij halen ,

Met zijn' heldren avondftond?

Als de wang en vingers Maauwen.

Door 't verdikken van het bloed; Als men d'ochtend reeds ziet graauwen En den dag door mist verflaauwen; •——

Maakt dan duisterheid dit goed»

Liever wensch ik de avonduren

Na een' langen zomerdag, Dan de beste Veenzonvuren, Als men rustend om de muren >' Van zijn woning, aêmen mag.

Als men aan zichzelv' hergeven,

Diep doordrongen van gods doeb (Oog en harten opgeheven,) Tot voor coëLS troon mag llreven,

In den vaderlijken ftoel.

Als de man zijn dierite panden, 's Winters om den haard gefchfkt,

's Zomers leidt langs lustwaranden j

Hen , met vaderlijke handen, Bij gods vadergunst verkwikt. —

ê Hoe vlieten dan de dagen

In den dierbren huiskring voort! Als geen ftuurlche en woeste vlagen, Rust, en vreugde 't huis uitjagen,

En geen ontrouw liefde moordt!

' 't Echte bed kweekt immers rozen,

Daar verbastring doornen teelt, Doet hem nooit van fchaamte blozen Noch door wroeging zuchten lozen Als een fchuldloos kro©3t hem ftrêelc

Als