C04

geluk het groot oogmerk

einden befhiurd wierden: welk een uitgebreid nut voor' de zamenleving, zoowel als vrede, blijdfchap en geluk voor de individu's, zouden wij dan niet met reden mogen verwachten! Welk eene fterke wacht zoude de vreeze blijken te zijn voor onervarene jonge lieden, indien dezelve wel beftuurd, en in hunne, gemoederen behoorlijk wierd aangekweekt! Maar de drift der vreeze wordt nu gemeenlijk befchouwd als een kwade inwoner, een lastige gast, en een fchandvlek voor een man van verftand.

De hoop, die beminnelijke Cherub, die ons naar den hemel wenkt, om deel te hebben aan het feest der engelen en de onverwelkelijke gelukzaligheid, wordt uitgejouwd, met verfmading en verachting behandeld, als een loonzoekend llordig beginfel, onbekwaam om de ziel tot edele daden aan te prikkelen.

Aldus wordt hetgeen den menfche ten goede was toegedacht, verijdeld, en de fchoone akker zijner ziele ©pengeltcld voor alle vijandelijke invallen, voor al de

buitent'porigheden van dwaasheid en ondeugd.

Want wat de tegenwoordige wijze van opvoeding aangaat, dezelve koestert Hechts de zaden van hoogmoed, brooddronkenheid, eerzucht, overbeerfching, eigenbaat, roofzucht, aardszinnelijkheid en begeerlijkheid; terwijl nederigheid en Godsvrucht, zelfverloochening en goedwilligheid, liefde tol de waarheid, gerechtigheid , en dankbaarheid, die bevallige fieraden der ïöenfchelijke natuur, geen wezenlijk gedeelte der opvoeding bij velen uitmaken , maar voor befpiegelende vernuften eeniglijk tot ftoffe dienen om hunne redeneerlcundige vermogens op dezelve te oefenen, of als fchoone llandbeelden of fraaije fchilderftukken, om hunne boekerijen te verfieren.

Maar wat is al de wereldfche geleerdheid , verrijkt met den ganfehen kring van wetenfehap, verfierd met al de bloemen van welfprekendheid; wat de benijde hoogte van Koninklijke magt, en Keizerlijke waardigheid ; wat de glorie van het doen van veroveringen, wanneer, even als voor een' alles wegllependen vloed, de aangevallene landen en lieden onder de overmagt bezwijken: wat, zeg ik, is dat alles, in vergelijking van den echten Christelijken Geest, van die gemoedsgefteldfaeid, -welke ongeveinsde liefde tot god en algemeeno

goed-