M'ENGELSTUK KEN,

gedachten over het hoogste WEZENi

Het verhevenfte denkbeeld, 't welk het menfcheiijk verdand kan voeden , is dat van god , den hoógen en verhevenen; die de eeuwigheid bewoont, den, fchepper, weldoener en beftuurder van het heelal. Zijne volmaaktheden gaan alle befchrijving te boven, en zijne heerlijkheid is te glansrijk om van engelen aanfchouwd te worden. Het woord god is eenebetrekkelijke benaming, en duidt aan, even als die van Va.er, Meester, Heer en Koning , gezag en raagt. Niet altijd kondigt het in allen deele volkomen dezelfde mcening aan, maar verfchilt naar gelange der gelegenheid, bij welke het wordt gebruikt, of in den in 't öogloopen* den zin, waarmede het in' verband ftaat. Als; bij voorbeeld:. Er zrjn velt Goden, tn vele Heeren. Ik zeide: gij zijt Goden, maar zult jlerven als menfchen. De onvervreemdbare naam is j;.hovaii, bij dé Hebreeuwfche natie alleen bekend, toen de afgoderij al de overige wereld had befmet.

Om aangaande god waardige denkbeelden te voeden j behóórden wij te onderzoeken, wat in onszelven meest beminnelijk, en voortreffelijkst zij, nadat wij in kennis* wijsheid, magt en goedheid de hoogstmogelijke vorderingen zullen gemaakt hebben; 't welk, bij de volmaaktheid der engelen gevoegd, benevens oneindigheid aan elke volmaaktheid, het hoogde toppunt is, 't°walk wij op de fchaal van Goddelijke kennisfe bereiken kunnen. En hiermede moeten wij ons vergenoegen, tot dat de üerfehjkheid door het leven zal verflonden zijn, en onze van het hgchaam ontdane zielen, bevrijd van al onze tegenwoordige onvolmaaktheden en dwalingen, zullen ontwaken in gelijkvormigheid aan onzeü Verlosfer, en kennen zoo als wij gekend worden.

t Is eene kinderachtige zwakheid, zich te verbeelden, dat de groote Opperheer van het heelal kan 2ezien worden, zoo als wij elkander zien. Onze ziefed waggelen onder het denkbeeld der Goddelijke overalheid. De bloote befchouwing van de ruimte of üitgéMBfic. iiio7, no. 8. Y breide