BIJtiELEGENH. DER THANS INGEVOERDE GEZ. EN LIED. 35?

ZACHTZIN.

Neen — dWARSSIAn ! neen — zoo n;et — dat is geen Óvertuigan;

Zoo waan. gij 't ijzer met uw vingeren te puigerj: Neen - warvriend - neen — zoo niet-d;t kan er nimmer door Met ipelling, taal en kunst hoft gy van 't effen fpoor.

D W ARSMAN. Ja praat wat aan, en'fchimn op onze taal en fpelling, Poch vrij op uwe kunst, dit baart ons geene kwelling, Dathenus gladde taal, die gij zoo (tour verfmaadt, Die van uw Rijf gerijm in vloeibaarheid en maat, In fpelling, vinding, en regt dichterlijke trekken, Zoo kennelijk ver-duit, kan ernltige aandacht wekken; Gij zijt met onze taal — en — keurkunst niet bekend, Ik lach om siegenbeek en al den horlement! .,, ZACHTZIN. Een mensen, geheel vervoerd door ongefhiïme driften, Is buiten finat het goed van 'c kwaad naar eisch te fchiften, En fchoon bedaa dheid zijn voordeelig nut beoogt. Hij (laat voor niets, hoe fchoon zij redent en betoogt, En als gij dwabsman fteeds zoo zinloos dwars wilt wezen, En warvriend even woest, wie kan u dan genezen? Ween — denkt toch eens bedaard, de zaak is van belang, Zij raakt hst edel deel van Godsdienst — het Gezang. D W A R S M A N.

Ja — dat Gezang — dien last — dat' monfter onzer dagen!

O! wien, die rust bemint, kan dit Gezang behagen? 't Is niet dan onrust, die uw volle bundel brouwt, Uw handel breekt dat af, wat onze toeleg bouwt.

Nu is 't er eindlijk door bij alle de Synoden,

En al ons volk is op een' enklen dag ontboden, Om met veraclring van de Pfalmen , Zang en Lied Te moeten blaren!.. O! ziel-pijnigend verdriet!

Ik zal het vreeslijk uur van Slagtmaand nooit vergeten

Waarop men in de kerk liet van den kanfel weten, Dat met den aanvang van dit ingetreden jaar, ■Uw' dvvangwil gelden moest bij iedre tempelfchaar!

Die'eerfte jaardag zal, in onze Kerkkroiiijken,

Het zwarte ietteren door alle tijden prijken! 't Was van den Drievoet, dat die boodlchap werdgehoord, Die a'le vfcijheid van gevve:en heeft verfmoord;

't Is van den Drievoet dat men dit thans moet verduwen;

Maar 'p is een willekeur, wnarvan ons hart blijft gruwen! Nu is, met al 't gewoel van uw verdrietend werkZoo ais het fpreek.voord zegt, de kogel j00r (/„ k*r^

Nu lach: gij in uw vuist met uwe boezemvrinden

^yj.ar wacht, wij zullen u en uw gebroed wel vinden!

Z 3 WAR'