85* BOSCHGES?E.EK,

WARVRIEND. Dat zullen wij; want ik, zoo lang ik ademhaal, Verklaar den oorlog aan die zaamgeflanste taal; 't Is deze taal, die 't bloed doet in mijne adren koken 1 *t Is deze bundel, die een twistvuur heeft ontdoken, Een vuur, dat hier nog fmeult; maar elders reeds ontbrandt, En haasi. zal woeden door geheel ons vaderland, 't Zijn onze braven, die manhaftig zich vertoonen, Om met den aanhang van hun dochteren en zonen, Zich aaa te gorde> tot den algemeenen ftrijd, Waarvan 't begin mij reeds regt innerlijk verblijdt. Wij hebben overal veêl duizende confcripten, Die menig ruiter uit bun vaSte zadels wipten;

t Zijn de Enaks onzes tijds, die,ondergroothartsvaan, Al moedig hier en daar de Goliaths verdaan: Wij hebben over zee de Friesfche Batavieren, Die plukken dag aan dag reeds frisiche lauwerieren. In Holland, Gelderland, in Overijsfel, Sticht, Doen onze legers ook hunn' mannelijken pligt. In Zeeland paren zich de broederlijke handen, Zoo ook in Groningen en al zijn Ommelanden;

Kortom men wapent zich door heel ons Koningrijk. Beef! beet" Gezangenboek met uw Hoogduitsch HlUZljk { ZORGHART. Wat zal dit worden?

KLAAGAARD. Ach! aandoenelijke dagen! DWARSMAN, Ja — vrienden! Ja — de moed zal hier het uiterst wagen, ZORGHART.

Maar?...

DWARSMAN.

Ja, ik voel wel, waar het hart u over flaat; Het is, omdat het nu, gelijk voorheen, weêr gaat, Dat, toen men 't kunstwerk van dathenus ging begraven, Geheele troepen, als onzinnig, zich begaven Naar al de winkels, waar men 't nieuw gerijm verkocht, Terwijl de boekworm al zijn holen ledig zocht, En niet in Haat was om genoegzame exemplaren Te leveren aan hun, die 't oude lieten varen: Ik voel wel, dat gii voelt, hoe nu, gelijk ook toen, De Leeraars openlijk hun kwade best weêr doen; De Boekzaal krielt ook weêr van lastige berigten, Het regent preken om de menigte te ftichten;