bijzonderheden eener reize

bijzonderheden eener reize van gottingën naar de hartz. gedaan in de maand november 177^»

Door den Heer de L . . brief wijze medegedeeld aan, ....

{Vervolg en Slot van Bladz. 325.)

Thans ga'ik verflag doen van mijn zondagsbezoek in de kerk van Clausthal, en van 't geen ik aldaar heb gezien en ondervonden.

't Was een dier twee dagen in bet jaar, op welke de jonge lieden tot de Communie, of het vieren; Y*".^ Nachtmaal, worden toegelaten. Meer s.-~ eens en een dertigtal meisjes gebruikten alleen op d en londag, bet Nachtmaal voor de eerde maal, in het aanzien der kerke. Welk eene bevallige jeugd' z?g ik d'nar! Van bet gezigt daarvan konde ik mij niet verzadigen. Dezelve befloeg eenen grooten kring rondom het altaar: de jongens itonden aan de eene, de meisjes aan de andere zijde. Twee van de aanzienliikfte Geestelijken d»r ftad Monden gereed om hun de Communie toe te dienen; de een moest aan de regterziide van het altaar het brood uitdeden; de ander ter linkerzijde bediende den beker. Een gebed der geheele Vergadering fmeekte den zegen des allerhoogste over deze jeugd at, die z;ch aan mem kwam toewijden. Vervolgens niet het. orffel een treilend lied aan; thans naderde het voorde jongsken het altaar, met eene houding, die men lomp zoude kunnen noemen, indien men de aangenomene regels van welvoegelijkheid deed gelden, doch die in mijne: 00geti integendeel, die achtenswaardige bedremmeldheid der jeugd aankondigde, die Vegint te öordeelen en te gevoelen, gemengd voor als nog met die beminnemke vrijmoedigheid, welke de onlchuld inboezemt. Wat beduidt al onze veilijning, in vergelijking van die naïve zedigheid, die, ibmtijds den tred der d'efchroomdheid vertragende, of door vreeze dien verhaastende, ons aldus 's menfchen jeugdige natuur vertoont, die me