/van gottincen naar de hartz. yrg

welken dezelve naar de halfopenftaande deur van eene andere kamer nam, alwaar ik de keuken zag, die mij mijn middagmaal moest leveren.

In verwachting daarvan haalde ik mijn fchrijftuig uit mijn' zak om aanteekeningen te maken, waartoe ik mij van eene foort van een klein tafeitje bediende , 't welk naast mij Hond. Terwijl ik zat te fchrijven, zag ik een klein meisje mij naderen, en voorts teruggaan; zij had de houding als of zij iets begeerde, zonder het te durven zeggen. Ik wilde haar wel gevraagd hebben, wat zij zocht; maar in wat taal ? Ik vergenoegde mij derhalve met haar te laten begaan, mij houdende als of ik geen acht gaf op hare bewegingen. Allengskens naderde zij, even als de muschjes, die allengskens naderbij komen. Ik zag haar hare kleine handjes uittrekken naar de tafel, op welke ik fchreef; een plankje werd opgetild , en tot mijne groote verbaasdheid ontdekte ik dat het eene foort van piano fortc was, wier fnaren hare kleine vingertjes begonnen te roeren. Zij gaven niet meer klanks dan hout; nogtans waren zij zeer wel geftemd; en mijn klein meisje allengskens al hare krachten infpannende, deed zij tevens de twee boventoonen en de bas van een klein zeer welluidend liedje hooren. Onder dit alles week ik niet van mijne plaats; maar toen zij uitfcheidde, mijn Hoogduitsch willende uitltallen, door haar het vermaak te betuigen, 't welk zij mij had aangedaan, J'ehr gut, fehr gut, zeide. Op dit blijk van goedkeuring vloog mijn klein muschje weg. Thans verfcheen er een grooter meisje, en na eene nijging gemaakt te hebben, maakte zij zich gereed om vergoeding te doen voor 't geen zij als eenen hoon, mij aangedaan, befchouwde. Zij fpeelde vrij wel eenige andere korte deuntjes. Een jongetje, dat ouder was, en nogtans nog befchaamder, kwam vervolgens, op mijne teekens van uitnoodiging, mij toonen, dat ik in mijne gedachten, dat hij ook kon fpelen, mij niet had bedrogen. Nu kwam er een vierde kind , ook een jongsken, het jongfte van het gezin, die reeds eenige noten kende. Om kort te gaan, alles was muzijkant in dit huis; en de boeren fcheidden uit met praten, om het vermaak te hebben van te hooren. Ik flaakte ook mijn werk, om het genot te hebben van al de aangename gewaarwordingen, welke dit tooneel mij verfchafte. Maar ook hier wederom noodzaakte mij Aa 4 mijn