OF DEN eigenlijken grondslag der de o gd, 3Q£

Lieden, op het (beden van befpiegelende leerftellingen gezet, mogen hunrier verbeelding den teugel vieren , eenen zedekundigen Roman fchrijven, en eene wereld van wonderen verlieten; maar de ware zedekunde is op den wezenlijken (bat der dingen gebouwd, naar den (tanden de begaafdheden der menfchen berekend, en doet niet het eene gedeelte der natuur met het ander overhoop liggen. De Christelijke Godsdienst, derhalve, heeft geene onuitvoerbare ontwerpen ingevoerd, maar befchouwt de wereld zoo als zij is. De deugd wordt, in der daad , als beminnelijk vertoond, maar dan nog wordt zij gefchraagd door het gezag van god, en de bemoedigende belofte van toekomende vergelding; en deze volmaakt beftaanbare en redelijke beweegredenen behouden aldaar haren vereenigden invloed, verfterken en bekrachtigen elkander. En hierin ftemmen de leere en het voorbeeld van onzen gezegenden Zaligmaker volmaakt overeen met elkander. Want, hoewel wij lezen van de genade van onzen Heere jezus Christus, van zijne verbazende vernedering, zijne Goddelijke goedwilligheid en mededoogen, en het vermaak, 't welk hij fchepre in goed te doen, wordt ons echter uitdrukkelijk berigt, dat het zijne fpij's en drank was, den wil te doen desgenen, die hem gezonden had, en zijn werk te Volbrengen, en dat hij. het krt/is verdroeg, de fchar.de verachtende , voor de vreugde, die hem was voorgeftètt.

Over 't geheel genomen mogen wij, derhalve, in deze gevolgtrekkingen veilig berusten: Dat te gehoorzamen, enkel uit vreeze voor gezag, of uit hoop op belooning, zonder inwendige hoogachting en liefde voor de deugd, baatzuchtig en dagloonende is. Aan den anderen kant, de deugd te betrachten, alleenlijk om bare afgetrokkene natuurlijke welvoeglijkheid en fchoonheid, zonder eenige acht te liaan op den Schepper en Regeerder der menfchen, is een onverfchoonliik verzuim van onzen pÜgt aan het eerfte en het grootfte der Wezens. Of befchouvv anders de 'flotfomme in het

volgend licht: Dat hij, die alleen uit achting voor de deugd om haar zeiver wille werkzaam is, op de wijze, boven verklaard, volgens de gemeene bekrompene opvatting des woords, een zedelijk wez.:n moge'genoemd worden, maar geen Godsdienftig mensch is; dat hij, die alleen door het gezag van god bewerkt wordt, en

van