16

DROOMER

eerbied voor al het vrouwelijke tot een meisje te naderen — een reinheid, door den natuurlijken gezonden omgang in zijne kringen nooit bevlekt — merkte alleen in Leonoor de stille melancholie op, het gevoelige, dat veroorzaakt had, dat hare zenuwen geknakt waren, door zelfverharding.

Hij begreep die melancholie als zoeken naar vrede, naar geloof misschien, of de zuivere liefde.

Leonoor, intuïtief, voelde dat hij anders was dan de „mannen" wier gezelschap zij tot nu toe gezocht had.

Ze begreep hem wel niet — waarom maakte hij haar geen complimentjes, doch vertelde hij alleen, gewoonweg, met zijne blijde vroolijkheid? Waarom maakte hij haar niet het hof, als anderen? — toch voelde zij zich tot hem aangetrokken. Ze vond het haast prettig, nu eens niet het hof gemaakt te worden. Zij begreep hem niet. Hij was niet stil, of saai, hij toonde zelfs gevoel voor humor, hij hield van dansen, hij ging uit, toch was hij anders dan anderen.

De weken na dat bal steeg Leonoor's verwondering tot ergernis toen zij bemerkte, dat hij haar geen visite kwam maken. Ze was zoo innemend mogelijk tegenover hem geweest; anderen zouden, na zoo'n kennismaking, getracht hebben haar meer te zien.

Zij hadden elkaar dien winter echter meer ontmoet. Leonoor had het er op gezet hem te boeien, juist door zijne schijnbare onverschilligheid, en daar zij de vrouwelijke gave van aanpassingsvermogen verwonderlijk sterk bezat, slaagde zij.

Ze voelde, intuïtief, hoe hij haar zien wilde. Zij sprak hem daarom over boeken, over verzen, over kunst en muziek; zij toonde hem iets van den weemoed, die haar bezat, de melancholie, als een vage artisticiteit.

Ze speelde zelf piano, ze had smaak en was tamelijk belezen. Ze liet tegenover hem deze eigenschappen uitkomen, waar ze de aandacht van anderen op hare coquette wispelturigheid en mooien hals gevestigd zou hebben. Elk onderwerp was immers geschikt om het voor een flirtation dienstig te maken.