50

DE BEDROGENE

Misschien wel omdat ik hoopte, dat jij mij lief zoudt hebben, hoewel ik het jou niet zou kunnen en ook niet.... zou willen. Ik wilde je door een weigering, door het terug te zenden — hetgeen overigens ook echt „burgerlijk" is — niet kwetsen, doch ik wilde het niet behouden ook. Hoewel ik je later toch, en eigenlijk nog meer zou moeten teleurstellen — doch wie begrijpt in deze dingen de geheimen onzer ziel, die wijzelven wel het minst doorzien? — gaf ik je geschenk het meisje, met het bekende doel. Toch wist ik heel goed waarom ik het deed. Zij was een goed en eerlijk kind, en had mij lang en trouw gediend. Den uitzet heb ik haar natuurlijk toch zelve alleen gegeven. Doch ik wilde, dat ook jij, wanneer je mij liefhadt, eene goede daad zoudt doen. Zonder dat je het nog wist of wilde had je den waren socialist gespeeld en met een evenmensch gedeeld. Je had aan een mensch gegeven, dien ik zelve als goed en waarlijk edel kende. Ik wilde niet een of andere domme komedie spelen: je geschenk zenden aan een „sanatorium" of een „instituut". Zulke inrichtingen zijn leugens eener gehuichelde weldadigheid. Neen, een enkelen mensch, die goed is, of meerderen, zoo wij kunnen, doch slechts onze ware eigene vrienden, moeten wij helpen om een weinig gelukkig te worden. Geloof mij, het is werkelijk het verschrikkelijkste wat een man kan doen, eene vrouw geschenken geven. Zoo worden vrouwen voor een harem gekocht, doch nooit ware, goede, eerlijke liefde gewonnen. Waarom was je dien nacht niet liever een arme drommel geweest? Dan waren wij beiden wellicht, doch ik zeker, gelukkiger geworden dan nu. Wij waren waarlijk gevlucht. Gevlucht voor deze geheele ellende. Nu riep je, met geld in je zak, een rijtuig aan. Daarin zat de oude gek verstopt!

Ik hoorde deze uitbarsting niet alleen in de grootste verbazing, doch geheel verslagen aan. Ik zag opeens wat mij ontzonk, wat ik voor mij had doen verloren gaan. Deze vrouw was goed, rein, edel.... kortom, zij was eene vrouw!

Ik maakte weder mijne oude, reeds welbekende beweging, en wilde mij voor haar op de knieën werpen. Doch