94

ZONDAGSDIENST

hangsel waartegen oude tentoonstellingsaffiches, kalenders, 'n kaart van Nederland en 'n spoorwegdienstregeling hangen en dat beplakt is met uitgeknipte karikaturen en twijfelachtige plaatjes uit komische weekbladen.

Vaz Dias is laat, denkt hij, en kijkt of niet een tijdschrift onder z'n bereik ligt, maar 't is al oude kost. Sigaretten vergeten! Daar staat nog een doosje van den baas. Die moet ze me maar gunnen als troost, 'n Goed merk, maar te duur voor 'n volontair. En terwijl hij den rook wegblaast over den chaos van even opwapperende papieren bepeinst hij de vraag, welke van deze nu leege bureaustoelen hij 't liefst zou bezetten. Het is een vraag van geringe practische waarde. Want de redacteuren zitten allen even vast. Er is al in geen jaren 'n verandering geweest. Alleen de volontairs wisselen. „Ik zou hier niet willen blijven," denkt hij. „Waarom of Evers geen moeite doet om weg te komen, snap ik niet. Derde redacteur aan zoo'n kleine krant is toch niets op den duur. Je hoort nooit eens of ie solliciteert. Hij leeft maar zoo rustig weg, met voor alles 'n gematigde belangstelling die niet boven 'n gauw bereikt maximum uitkomt. Bah, toch eigenlijk iemand zonder veel fut, die hier uit gewoonte hangen blijft! Met van Stap, den tweeden redacteur is 't heel wat anders. Die heeft bereikt wat er voor hem te bereiken viel. Toch kranig om je zoo zelf op te werken van zettersjongen af. Nu, als veertiger, heeft hij hier 'n goed inkomen en 'n huis met 'n flink stuk moestuin even buiten de stad. De anderen plagen hem met z'n „boerderij". En als hij er niet bij is worden er wel eens opmerkingen over z'n kleeding gemaakt. Jonge, 'n „stadsredacteur" kan er wel wat netter uitzien. Dat hoedje is wat al te vies en vettig, die fietsjekker te kaal en te oud, de gerafelde broekspijpen zonder plooi te vlekkerig. Maar Stappie is een actieve kerel, die nachten doorwerkt als 't moet en die overal nieuwtjes vandaan haalt. Hij is een goed collega, die graag wat voor je over heeft, 'n Beste kerel, maar wegkomen doet ie hier niet. Hij laat z'n boerderij niet in den steek en bovendien, aan 'n groote krant is van Stap niet denkbaar."

„Nee, die plaats zal ook wel niet openkomen. Nu, voor