102

KRONIEK VAN HET TOONEEL

De oude Mr. Coade, wel verre van nu flink aan 't werk te zijn en zijn kans te benutten, loopt in 't bosch dansend kapelletjes te vangen. De ontevreden vrouw van Mr. Purdey, na met haar edelman te zijn getrouwd, is een arme bedelvrouw geworden en komt bedelen bij haar man, die in 't bosch aan 't schilderen is en — eerst was hij kinderloos — zijn lieve dochtertje bij zich heeft. Barrie maakt dit scènetje met vader en dochter zóó innig lief en dierbaar (zelfs op den rand van het sentimenteele nu en dan) dat wij 't niet kunnen helpen, als wij hèm den éénige vinden, die er ten slotte wel degelijk beter aan toe is met zijn tweede kans. Ten slotte zien wij Lady Lancy (o Freud!) als de vrouw van den butler Matey naast hem in 't gras liggen, maar Matey is nog altijd niet meer dan een poover klerkje aan een bank en gapt nog altijd.

De les van het sprookje is duidelijk: ook als hun een tweede kans werd gegeven, zouden die menschen — en wij mogen gerust zeggen: alle menschen — er niet beter op worden en niets méér van hun leven maken. Het zijn niet de sterren, zooals Antonius terecht tot Brutus zeide, het is niet het noodlot, dat de menschen heeft gemaakt tot wat zij zijn geworden, maar een ieder bestemt zelf zijn eigen lot.

In het 3e bedrijf komen allen respectievelijk in den salon terug, wanend de mensch uit het tooverbosch te zijn, in de daar voor hem opgetooverde omstandigheden, en eerst langzaam — en o! hoe kostelijk laat Barrie en laat de regie dit gebeuren — ontwaken zij tot het besef van hun vroegere persoonlijkheid. (Bij Matey, den butler, laat de auteur het b.v. gebeuren doordat hij vanzelf, als automatisch, het dien-blad weer van de tafel opneemt.) Door allen, zonder uitzondering, is dit ontwaken uit den droom zeer goed in de onreëele begoochelingssfeer gehouden. Hoe amusant, maar ook hoe leerzaam, als ze dan allemaal tot het bewustzijn komen dat ze bij den neus genomen zijn, en dat ze nu eigenlijk véél beter af zijn (maar bij den schilder Dearth, nu weer kinderloos, vind ik dit niet het geval), dan indien zij indertijd de : tweede kans*: eens werkelijk hadden waargenomen.

Het is uiterst moeilijk, de sfeer van het sprookje over het tooneel te doen staan, maar de regisseur van Het Schouwtooneel is er loffelijk in geslaagd. Heusch, wij kunnen het sprookje best weer eens op onze planken gebruiken, want het geeft ons de illusie, en wat behoort tooneel eigenlijk anders te zijn dan schoone illusie? Het sprookje laat ons van de werkelijkheid in den droom glijden en van den droom in de werkelijkheid, en als wij ontwaken hebben wij iets geleerd. James Barrie, met Schotsch bloed in zijn aderen, en dus herinneringen aan de Schotsche droom- en mythenwereld, heeft, evenals Lob-Puck met