KRONIEK VAN HET TOONEEL

103

zijn gasten, een suggestie over zijn schouwburgpubliek geworpen, en hun tegelijk, spelenderwijs, een levensles geleerd. Hij doet dit niet sarcastisch en scherp, als Shaw, maar dichterlijk vertellend en zachtmoedig schertsend. Als wij uit den schouwburg op straat staan, hebben wij, geamuseerd, en heel niet geprikkeld, zi]n les dankbaar aangenomen.

Ik vind dit weder-verschijnen van het sprookje, in modernen vorm, op het tooneel een heuchelijke gebeurtenis.

Hij is reeds veel te lang geleden, de tijd dat de tooneelschrijver ook een toovenaar was, zooals Shakespeare dat was in »The Tempest* en in »Midsummernightsdream«. Wij hebben al te lang de nuchtere realiteit van het alledagsleven op het tooneel gezien, en waren bijna de hoogere realiteit van den droom en het sprookje vergeten. De tooneelschrijvers zijn de laatste jaren veel te veel schrijvers en veel te weinig dichters en toovenaars geweest. Gelukkig, er waren uitzonderingen, zooals Hauptmann toen hij zijn »Hannele's Himmelfahrt«, en de schoonste: zooals Maeterlinck toen hij zijn »l'Oiseau Bleu« dichtte. Het is een goed teeken, dat Het Schouwtooneel er in slaagde, de sfeer van het sprookje weer eens zuiver te scheppen en daardoor nieuwe mogelijkheden te openen. Na de Mary Dugan's en het Merijntje Gijzen-sprekende plaatjes kijken, was deze Tweede Kans inderdaad een nieuwe Kans voor hei Tooneel, die verkwikking gaf. En heusch, het werd hoog tijd dat het Tooneel weer eens een nieuwe kans kreeg....

Niet alleen de mensch, maar ook het Tooneel maakt zijn leven ten slotte zelf.