132

OVER DE LIEFDE.

in en liefst niet meer. Zij wil uitgaan, zich vermaken, genieten; voor het huishouden komt de meid, of, bij gebrek aan dienstbode, niemand op; en voorzoover er toch bepaald iets gedaan moet worden, beijveren zich de handelaars in stofzuigers e.d. om der «huisvrouw» die geringe taak nog naar vermogen te verlichten. Zoodat, wanneer de vlam des hartstochts na de wittebroodsweken heeft uitgelaaid, het huwlijk ontbloot van inhoud en rijp voor echtscheiding is De eenige vrucht is dan een kind, dat öf gescheiden öf ongelukkig samenlevende ouders bezit; indien tenminste het kind niet «vermeden» is, wat tegenwoordig ook in Holland vrij vaak voor schijnt te komen en in elk geval dit goede heeft, dat althans het nageslacht niet verrijkt wordt met een slecht-gedisponeerd, want in een moreel-ziek milieu opgegroeid, individu. Doch dat «vermijden» schijnt soms voor den huisvader ook bezwaren mede te brengen, hetgeen, tot ergernis voor den kortelings ontbonden Malthusianistischen bond, alweer kan blijken uit de lectuur van »de Zondaar«. Zoodat, alles tezamen genomen, het moderne huwlijk alles heeft verloren, wat het ouderwetsche eertijds voor den man aantrekkelijk maakte, maar voor de vrouw gunstiger is dan ooit. Waarom er dan nog mannen trouwen? Wel, omdat Cupido hun zand in de oogen strooit.

De vrouw exploiteert den man op een schandelijke manier en het verzet is zwak, omdat de uitbuiting bij middel van persuasie geschiedt, ongeveer in dergelijken trant als hotelhouders in Zwitserland of de Rivièra het onnoozele vreemdelingenpubliek uitbuiten, dat van geen plaatselijke toestanden en prijzen weet. Ja, als den verliefden man eens een blikje gegund werd in de ziel van zijn beminde! Tachtig procent der verlovingen werden subiet verbroken, en de andere twintig-ten-honderd sprongen wel na een paar weken nadere observatie af. Verliefdheid, dat troebel mengsel van absurde idealen en platte zinnelijkheid, is voor de meesten een poort naar de hel op aarde. Het is wel zoo als een straatliedje van een paar jaren terug (op de wijs van »Gigolette«) het zegt: