DE DWARSKIJKERS VAN BAKUBA

187

te zamen hadden besteld. Elk had dus recht op tien olijven, doch Salah en Hischam vonden ze zoo lekker, dat ze ze om het hardst weggraaiden. De een slokte de vruchten al gulziger naar binnen dan de ander, tot op zeker oogenblik nog maar één over was. En toen ontstond een twistgesprek, wie van beiden recht had op de laatste olijf.

Salah beweerde dat Hischam er al tien op had en hij negen, zoodat de laatste hem toe kwam. Doch Hischam schreeuwde er tegen in dat Salah de grootste schrok van Azië was en er al dertien naar binnen had gewerkt, tegen hij maar zes. Als hij, Hischam, dus de laatste opat, dan nog had Salah hem drie op zijn deel te kort gedaan.

Eerst kwam de kellner er bij te pas, toen de gérant en tenslotte de verkeers-Bedoeien. Maar geen van beiden wilde van bemiddeling weten. Toen werd de kwestie tot een „geschil" verklaard en Moeley Aboel in zijn stamkroeg opgebeld; hij moest oordeel komen vellen.

De Voorganger zat juist aan een partijtje domino en een moot versche zalm, doch ging niettemin in hemdsmouwen naar de American Bar, En toen hem de zaak van alle kanten was verklaard en toegelicht, deed hij de olijf behoedzaam in zijn tabaksdoos en gebood Salah en Hischam hem naar den Chalief te volgen. Ze reden in de motorbus naar de poort en vandaar, per extra-kameel, naar Bagdad, nagejuicht door duizenden Dwarskijkers.

— Edele Haroen, sprak Moeley Aboel den Chalief aan en opende zijn tabaksdoos, bij deze breng ik U het eerste geschil. Toon nu wat je kan en laat mij niet voor Piet Snot staan.

Har oen al Raschid had juist een interessant artikel over zijn rechtvaardigheid gelezen, in een Zuid-Afrikaansch magazine en riep luidkeels Allah aan. Daarop liet hij haastig een rechtszaal restaureeren, deed twee manden olijven, brengen en een aan elke zijde van hem plaatsen, achter een tafel met groen kleed. Op tafel, vóór hem, lag de geopende tabaksdoos.

Onder luid gebabbel stroomde het publiek binnen en bezetten alle plaatsen in de zaal en op de galerijen. Het was