188

DE DWARSKIJKERS VAN BAKUBA

een dooreenmengeling van journalisten, edelknapen, onttroonde Sultans, weggejaagde woestijn-Sheiks, slavinnen, Bedoeinen, zakkenrollers en legervorsten. Salah en Hischam werden voor de groene tafel geleid en kregen de opdracht hun zaak in beknopte, heldere termen te bepleiten.

Ze deden dat en praatten zoo lang, dat alle aanwezigen, uitgezonderd zij beiden, er hoofd-rheumatiek van kregen. Eindelijk legde de Chalief hun met een edel handgebaar het zwijgen op, nam een aspirientje in en sprak hun met klankvolle stem toe.

— Dus jij, Salah en jij, Hischam beweert beiden dat de olijf je toebehoort? vroeg hij, na een soort van inleidingsrede.

De mannen legden links en rechts een hand op het hart en bezwoeren plechtig dat dat een gerechtvaardigde bewering was.

— Ik moet dus aannemen, dat elk van jullie tevreden is en voldaan van hier gaat, als hem de olijf wordt afgestaan? ging hij verder.

— Zoo is het, Chalief, antwoordden beiden, hoopvol. Het publiek hield man voor man den adem in en zelfs

de zakkenrollers pauzeerden. Het groote moment was daar en ze verwachtten er iets van te leeren.

Haroen al Raschid stak de rechterhand in een olijfkorf en trok haar gesloten terug. Hij hield haar boven de tabaksdoos en klapte deze daarop met de linkerhand dicht. Nu schudde hij de doos met beide handen, opende haar en wierp den inhoud op tafel, onder den uitroep:

— Allah....! Mohammed....!! Drie....!!

Twee olijven rolden over de tafel, door Moeley Aboels fijne krul.

— Neemt beiden je olijf en vertrekt! gebood de verheven rechter.

Verheugd grepen Salah en Hischam ieder een vrucht, snelden buigend de zaal uit en smeten de olijven weg. Vijf minuten later zaten ze aan een biefstuk met aardappelen.

Haroen al Raschids oplossing van dit eerste „geschil" werd weken lang druk besproken door de Geloovigen en