256

HET GYMNASIUM

van serpentines; de stad uit en den straatweg langs, waar het stil wordt in den helderen Juni-avond. De zon is onder, maar de kimmen zijn nog rood. Het hooi geurt en de kikkers kwaken. Nevelen trekken op uit de slooten der weiden en 't voorste rijtuig is in een dampigen sluier verhuld.

Droomerig klinken de bellen der paarden op 't eentonig rhythme van hun getrappel. Het gezang en geschreeuw is verstomd; af en toe klinkt boven 't gerommel der rijtuigen een schaterlach uit de verte.

Guus is in slaap gezakt. „Rijnwijn!," lalt hij met een scheef vertrokken gezicht; daarna lacht hij dwaas en zegt niets meer. Zijn hoed is hem zot over 't voorhoofd gegleden.

Ook Willem verliest zich in zalig gesoes. De vrede van den hooi-avond na de herrie en de opwinding van de stad bedwelmt hem; hij geeft zich gelaten over aan de rust van den landelijken nacht. Dit is het volmaakte geluk, en dit blijft nu duren. Even knijpt het samen in Willem's borst, dat ze nu nooit meer naar school hoeven, geen huiswerk meer, geen plichten, maar vrij, heelemaal volwassen en vrij. Het is te grootsch, het is te machtig.

De rijtuigen rollen voort met hun zwijgenden last. Wat zal 't vreemd zijn, morgen op te staan, plotseling ontheven van alles, wat maanden en jaren als een zaak van gewicht op hen heeft gedrukt. Vacantie, morgen en overmorgen en altijd vacantie. Doen wat je wilt en in 't vooruitzicht: student-zijn!

Willem popelt: dit is nu 't student-zijn; zoo voort te rijden in zalig nietsdoen, zonder plicht of verplichting, al maar vooruit naar eindelooze verten; rijden met vrienden en bellengerinkel door den geurenden zomernacht en in 't verschiet een souper daarginds in het landelijk logement. Zoo voort te droomen van alles wat hun nog wacht op dezen eindeloozen rit. Al verder verglijdt achter hen de stad met het gymnasium, en de leeraren — onwezenlijke schimmen zijn het reeds. Al verder rijden ze in de richting der academie-stad, waar het hoogste geluk voor hen ligt verborgen.

De rijtuigen rollen over een brug. Daar vliet een watertje;