264

DE PROFESSOR

Wat zij eigenlijk bedoelde met dit bezoek? Zij realiseerde het nauwelijks voor zichzelve. Misschien hoopte

zij professor jaloersch te maken? Door hem te toonen, hoe „de man, dien zij liefhad", een slanke, rechte, koele aristocraat was, met een beheerschte afgemetenheid in alle

opzichten de antithese dus van professor Rovenius-zelf, de onbevallige, zware gestalte, met zijn zwaaienden zeemansgang, zijn gul-ronde jovialiteit ter eenre, zijn kokend, ziedend temperament ter andre!

Professor bewoonde een „keurig" huis op een der grachten. Goedkeurend blikte Cecilia naar het veelramig front; in het midden een breede, tweedeelige deur, die voerde naar een ruime marmeren gang, welke de geheele woning doorsneed tot aan de glazen tuindeur toe.

Een jonge bediende nam hun kaartje aan.

— Wordt u verwacht? vroeg hij. Professor heeft mij daar niets van..

— Dien ons aan, antwoordde Cecilia. — Stel je voor, al die pourparlers!

De bediende aarzelde:

— Hebt u 't bordje op de deur niet gezien? Daar staat op: Geen bezoek, zonder vooraf belet te hebben gevraagd.

— Deden we niet beter begon Alexander met zijn

koele, hautaine stem.

Maar Cecilia werd woedend.

— Dien ons aan! herhaalde zij. Bijna had zij met den voet gestampt van drift. En ook had het niet veel gescheeld, of zij had Alexander iets toegesnauwd, toen deze, nadat de bediende met looden voeten de trap besteeg, op ontevreden toon zeide:

— Je had ons hieraan niet mogen blootstellen, Cecilia. Had dan vooruit belet gevraagd.

— We gaan immers alleen, omdat we tóch in Leiden moesten zijn! zei Cecilia, zoo bedaard als zij kon, hard-op, in de hoop, dat iemand, een huishoudster, een dienstmeisje, of misschien de bediende haar zou hooren.

— Je zal zien, we worden afgescheept met de boodschap, dat „professor in zijn studie niet mag worden gestoord "