DE PROFESSOR

271

Maar al deze „goede" voornemens verzweefden als rook, toen zij wèl genoeg was, om bezoeken te ontvangen, en John bij haar werd aangediend.

Na een inleidend gesprek over haar ziekte enzoovoort, zeide de jongen opeens:

— En ik heb een boodschap voor je van professor.

— Zoo? vroeg Cecilia, en verborg haar gretige nieuwsgierigheid door haar gezicht te verstoppen achter lieven John's ruiker kruidige anjelieren.

— Ja, hij heeft telkens in onze kring gevraagd, of iemand ook wist, hoe 't met je was. En toen ik toevallig vertelde, dat ik naar je toeging, zei hij:

— Zeg haar, dat ik altijd aan haar denk, wanneer ik haar ledige plaats zie.... maar dat ik in de eerste plaats voor haarzelve hoop op een spoedig, volledig herstel.

— Ah! zei Cecilia. En het woeste gevoel van triomf, dat haar borst doorstroomde, evenaarde zelfs niet de zegevierende voldoening, waarmee zij Alexander's schier dagelijks toenemende koelheid beschouwde, maar overtrof die verre o, verre

VI

Het was de eerste avond, dat Cecilia weder naar college kon gaan.

Haar hart bonsde onstuimig, toen zij reed naar het Hollandsche station. Zij wist, dat zij bij de begroeting, professor heel vriendelijk toelachen zou.... en wélke man was tegen haar lieve tegemoetkoming bestand? niemand! niemand! dat wist zij maar al te goed!

Toen zij de trap had bestegen, zag zij den trein reeds staan. De conducteur sloeg de portieren dicht onder het machinale galmen van altijd denzelfden dreun: Delft, Schiedam en Rotterdamm! En Cecilia naderde snel; ben ik zóó laat? dacht zij verbaasd. Zij liet nog een coupé voor zich openen.... toen zag zij een breede gestalte, die zwaaiend naderde, en haastig, na haar, den wagen beklom.