318

MODERNE OUDERDOM

ren, die tot geluk zijn geschapen. Zuigeling en grijsaard tuffen samen, tennissen samen, dansen samen en zoo wordt de wereld een genoeglijk pêle-mêle, waarin men geen leeftijd meer onderscheidt.«*)

Juist, hooggeachte heer, de groote fout van de moderne wereld schuilt bij de ouderen, die niet met hun leetfijd mede willen gaan en daarom met hun tijd denken mede te gaan door zich aan te stellen als jongelui. Het zoodoende ontstane pêlemêle vinden zij wellicht genoeglijk, maar ik kan U de oprechte verzekering geven, dat het beste deel der jeugd een ander oordeel over dezen baaierd heeft. Ook deze «emancipatie» des ouderdoms tot quasi-jeugd is een valsche emancipatie; ook voor den ouderdom is ware emancipatie: zichzelf zijn, n m. oud en waardig, niet namaak-jong en belachelijk. Waar is, o heer Cannegieter, het gezond oordeel gebleven, waarvan U op pag. 18, 19 en 20 blijk gaaft?

Trouwens, de heer Cannegieter is een meester in verrassende wendingen. Nadat hij on6 in hoofdstuk IV een beeld heeft opgehangen van de, volgens hem bestaande, onafhankelijkheid van hedendaagsche jeugd en ouderdom, tapt hij in het volgend hoofdstuk «Nieuwe Normen« uit een geheel ander vaatje, met het volgende relaas:

»De gestudeerde stand immers houdt zijn kinderen het langst onmondig. En naarmate de examen-eischen toenemen, neemt de duur van deze onmondigheid toe. Terwijl jongens en meisjes uit den arbeidenden stand reeds lang verdienen en met dit kostwinnerschap een zekere zelfstandigheid bereiken, blijven de jonge heeren en dames op cnze gymnasia, lycea, hoogere-burger-scholen en universiteiten afhankelijk van pa en ma.

Zou deze achterstand in maatschappelijk aanzien ook al weer niet verzet wekken bij de jongelui van den tegenwoordigen tijd? Ik ken een welmeenendé pleegmoeder, die een jongen in huis heeft. Deze pupil behoort niet tot de allervlugsten wat zijn vorderingen op school betreft. Ofschoon reeds meerderjarig geworden, moet hij nog eind-examen doen.

En nu is het vermakelijk, dit welmeenend vrouwtje haar pupil te hooren bemoederen. Zij beseft, dat ze ten overstaan van zijn ouders een heele verantwoordelijkheid heeft. Nico heeft toezicht noodig op zijn werk. Hij gaat 's-avonds te veel uit. Ze heeft van een kennis hooren

') Cursiveering van mij, alsmede de opmerking, dat zuigelingen ook tegenwoordig niet tuffen. Tenzij inmiddels, buiten mijn weten, super-de-luxe motorwiegen zijn ingevoerd.