326

MODERNE OUDERDOM

heid het kenmerk van den na-oorlogschen mensch; zijn gemoedsinhoud verkwist hij evenmin als zijn tijd of zijn geld. Efficiency is ook hier het wachtwoord. De jongelui van den tegenwoordigen tijd maken zich niet aan uitzinnigheid schuldig; zij geraken niet buiten zichzelf en kennen den roes niet; wil en verstand beheerschen het niet meer gelijk vroeger in zijn beteekenis overschatte gevoel.«

en op pag. 58:

»Het vroegere geslacht liep met zijn erotiek meer te koop«;

bij welke laatste men zich slechts afvraagt, of de verleden tijd van het werkwoord al wel reeds gemotiveerd is. Tot verzet prikkelt slechts de passage op pag. 59 en 60:

»Het na-oorlogsche j ongemenschengeslacht kent de werkelijkheid; idealiseert deze niet, maar aanvaardt haar met humor en heroïsme. Het is aan de werkelijkheid van kindsbeen gewend. Wat zaniken wij over de onvoegzame meisjeskleeding! Bedenkelijk is deze voor wie ziet met een voor-oorlogschen blik, als gold het iets vreemds en bijzonders. Voor het na-oorlogsche oog is zelfs het naakt niets vreemds en bijzonders. Men is gewend aan eikaars naakte lichaam en aan eikaars naakte ziel. En deze werkelijke naaktheid is kuischer dan de naaktheid, welke de voor-oorlogsche verbeelding onder een vracht kleeren bevroedde. En betrouwbaarder: men heeft tenslotte met de naakte werkelijkheid immers te maken.«

De zaken staan vrijwel zoo als hier verteld wordt, maar het blijkbaar welgevallen, waarmede de heer Cannegieter deze feiten constateert, is bedenkelijk. Zeker is de naakte waarheid, ook in letterlijken zin, betrouwbaarder, en dus in zeker opzicht zedelijker, dan behaagziek verstoppertje spelen. In zooverre heeft de heer Cannegieter groot gelijk en vallen korte rok, in het bijzonder, en «bloote» kleeding, in het algemeen, te loven. De onzedelijkheid van vrouwebeenen berust niet daarop, dat die beenen getoond worden, doch daarop, dat het toonen van dezelven geen zede is. In 1915 was de korte rok dus bepaald onzedelijk; in 1928 is hij het beslist niet meer. In zuidelijke landen geven moeders onbeschroomd haar zuigelingen de borst in het openbaar; de Noorderling, die hier aanstoot aan neemt, toont eenvoudig, de zeden van het land niet te kennen. En indien het eens, gelijk eertijds in Hellas, mode werd, naakt te loopen, zou, na den onvermijdelijken overgangstijd, daarin niet aanstootelijks meer schuilen. Het ware