DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

af te weren. Zij werd een mistige wolk, waarin de kamer zich hulde, zoodat er kleine, klamme droppels parelden op versteende aangezichten. En allen kregen den indruk, of er felle bliksemschichten loerden in de bezwangerde lucht. Allen meenden een zoemen te vernemen, zooals van onzichtbare accumulatoren, waarin de electriciteit zich verzamelde.

En toch zou er waarschijnlijk niets zijn gebeurd, indien niet de dwaze Anna Goedeman bij het dessert een wijnglas omgeworpen had. De broze kelk knapte af van den steel, de purperen inhoud vloeide over het witte tafellaken. Ontzet staarden de dischgenooten naar de roode vlek, die zich gestadig uitbreidde en opdrogend verkleurde tot een morsig grauw. Een onweerstaanbare, magnetische kracht boeide aller blikken aan den valen kring, alsof zich hier het onheil verwezenlijkte, waarvoor sinds enkele uren een ieder vreesde.

Anna was volkomen van streek en omdat zij zich ergerde over zichzelf, werd zij kribbig tegen de anderen. Van haar lippen stortte er zich een woordenvloed, vurig en niet le stelpen, zooals de wijn, die over tafel stroomde. Met bevende vingers zette zij het afgeknotte voetstuk van haar glas overeind en begon:

„Dat komt ervan, dat jullie allemaal zoo onnoozel zit te kijken en je mond niet opendoet! Zoo'n stilte is voor een normaal mensch niet om uit te houden. Erger nog — zij is een leugen! Of misschien niet heelemaal een leugen, maar een onwaarheid toch in elk geval. Onder vrienden past het niet om zoo hardnekkig te zwijgen en zijn innerlijkste gedachten te verbergen. Maar als er dan niemand is, die openhartig spreken durft, dan zal ik het doen, al ben ik maar een vrouw. Erica mag 't zich niet zoo aantrekken, wat er is gebeurd. Heb ik niet dezelfde narigheden doorgemaakt? En ben ik niet, ondanks alles, vroolijk gebleven? Misschien ben ik hier wel de meest geschikte persoon om te beoordeelen. Ook met mijn Willem leefde Maria samen en nooit heb ik 't haar kwalijk genomen. Integendeel, ik heb mij erover verheugd. Nu ja! verheugd is na-