KRONIEK VAN HET TOONEEL

Wij moeten alzoo op het toonsel zien: menschen in wie hun godsdienst brandt.

Men zal, indien men deze opgave in al haar diepte peilt, begrijpen, dat het géén onwelwillendheid, noch vooropgezette twijfel is die mij zooeven deed zeggen, dat het tooneelspelers, die zich nooit of zoo goed als nooit in de godsdienstige sfeer hebben ingeleefd, maar steeds in geheel andere sferen geademd hebben, onmogelijk in een luttel aantal repetities bij te brengen is, hoe godsdienst in een mensch brandt.

Enkele, zeer zeldzame keeren heb ik op het tooneel menschen gezien in wie de godsdienst brandt. Dat was toen het Joodsche Künstlertheater uit Wilna »Der Dybuk« speelde en nog veel schooner toen het Habima Theater »Der Ewige Jude« speelde. Geen wonder trouwens. Dit waren zélf menschen, in wie de godsdienst brandde, die zelf dag in dag uit in de uit te beelden sfeer leefden; vooral geldt dit voor de spelers van het Habima Theater (thans zijn deze voor goed in Palestina gevestigd, waar zij voor de Zionistische joden Joodsch Tooneel opvoeren). Ineen stuk als »Der Ewige Jude« — ook hier, evenals in Werfel's stuk, wordt de ondergang van Jeruzalem ten tooneele gebracht en de verwoesting van den tempel, omdat de Messias verloochend is — was de oud-Testamentische sfeer zóó ontzettend tragisch en noodlotzwaar aangebracht, dat ik lang daarna er nog van onder den indruk was. Hier waren inderdaad menschen op het tooneel in wie de godsdienst brandde, en de gloed van dien brand laaide door de gansche zaal. Het was hier geen brand, die in eenige repetities van enkele weken even gauw was aangestoken (want dit zou onmogelijk zijn), maar het was het geloof, dat al jaren en jaren lang, van hun jeugd af, de zielen dezer spelers in brand had gehouden. De spelers van het Habima Theater, zelf allen Joden, speelden in de sfeer, waarin zij dagelijksch leefden, de sfeer van het orthodoxe Joodsche geloof, de sfeer van de Thora.

In Ernst Werfel's dramatische legende is het dezelfde sfeer, waarin de meesten der Joden, waaronder patriarchen en leden van het Sanhedrin te Jeruzalem leven. Het is een vergissing van een Theaterdirecteur, wanneer hij denkt dat hij door repetities van enkele weken met niet-Joodsche acteurs, die jaren en jarenlang gewend zijn aan on-godsdienstig tooneelspel, die sfeer ooit zou kunnen aanbrengen. Noch het Rott.-Hofstadtooneel, noch het Schouwtooneel, noch Het Vereenigd Tooneel, noch welk ander gezelschap ook zou ooit hierin slagen. Men maakt maar niet zóó inééns menschen in wie de godsdienst brandt, zelfs niet van de beste acteurs.

Werfel's legende is gebouwd op twee overleveringen, een uit de Handelingen der Apostelen en een uit de Joodsche geschie-