DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

Bij een droge greppel, waarvan de bodem met mos was bedekt, stond hij peinzend stil. Dan stapte hij werktuigelijk in de diepte en vlijde zich neer op den zachten, veerenden grond. Hij verlangde alleen te zijn met de natuur. Verborgen voor spiedende blikken, lag hij droomerig tusschen de wallen zijner sloot en verlustigde zich in het warrelende lijnenspel der zware boomtakken, die zwart zich afteekenden tegen het groene loover en waarlangs telkens kleine gouden lichtspetten naar beneden drupten. In zijn nabijheid zoemden de muggen een eentonig lied, van verre klonk er een zwakke vogelkreet. Opeens was het, of hij menschelijke stemmen hoorde. Onmiddellijk zat hij recht overeind en tusschen de struiken beloerde hij den verlaten straatweg, die op enkele meters afstand het woud doorkruiste — doch er vertoonde zich niemand. Voldaan liet hij zich achterover vallen, strekte zich uit op zijn fluweelen leger en vouwde de handen onder het hoofd.

Wat een zaligheid voor een artiest, om zijn bestaan te verluieren! dacht de schilder. Wat een ontmoedigende taak, om onze subtiele visioenen in vormen en kleuren uit te beelden! Hoe lang beoefen ik al niet de edele teekenkunst? En toch zou ik minstens nog vijftig jaren moeten werken, om de volle weelderige pracht van zulke zomersche beuken op het papier te kunnen verheerlijken. Een hopeloos vooruitzicht! Verstandiger zou het zijn, indien ik van het leven een onmiddellijke sensatie verlangde, een heftige emotie, een zeldzaam, maagdelijk avontuur, zooals het nog door niemand werd beleefd.

Dicht boven hem zweefde een sierlijke libel — op en neer — heen en terug —; dan verdween zij plotseling. Zijn gedachten dwaalden af, werden onsamenhangend en verward. Een maagdelijk avontuur! Een gezonde, bloeiende maagd, die zich boog over zijn aangezicht en wier mond den zijne kuste! Hij voelde den lauwen adem, die zijn lippen streelde. Zij sprak: Overal in de wereld heb ik naar je gezocht en nu zal ik eeuwig bij je blijven. Stil lachte hij voor zich uit; dan stond hij op, sterk en overmoedig, tilde haar van den grond en samen vluchtten zij. Het werd