EEN BEWOGEN VRIJDAG OP DE BREESTRAAT

van plan was, eens naar zijn zuster te gaan kijken, zich een weg tusschen de menschen door.

,,'t Is meneer Hijman," zeiden de lieden, eerbiedig uitwijkend.

Meneer Hij man was een vrome jongen en dat was een geluk. Alle menschen hebben niet den tijd om vroom te zijn, daarom is het een geluk als er in een familie tenminste één is, die de gebruiken gewetensvol bijhoudt en de gebeden trouw zegt en Gode geeft wat Godes is. — En niet alleen voor de familie, voor de heele buurt en voor de gemeente is het een geluk als er zulken zijn. Daarom zijn de menschen

tevreden als zij mijnheer Hijman zien. 'n Vrome jongen

Gaat alle ochtenden naar Schkome x) Zoo moesten d'r

meer zijn....!

En nu gaat mijnheer Hijman het huis in. Hij heeft zijn broer Jolie gesproken en die heeft gezegd: „Je kan best gaan! Zeker, ga d'r maar eens naar toe, 't zal d'r plezier doen

als je komt !" Ja, en waarom ook niet? Gekheid, hij zal

eens gaan hooren, zooals men bij een zieke gaat hooren:

„Nou, hoe is het er nou mee ?" En dan neemt men een

stoel en praat over koetjes en kalfjes en wenscht beterschap .... Want wat weet mijnheer Hijman van een bevalling af ?

Rustig gaat hij de stoep op en loopt door den verlaten winkel, en hoort een groot rumoer in het achterhuis. Wat kan dat zijn.... ?

.... Als hij de deur van de kamer opendoet, kan hij in 't eerst geen personen, geen klanken in den chaos onderscheiden Alles schreeuwt, alles rent door elkaar God in

den hemel, wat is dat hier ? Wat gebeurt er? Costa

Gomez.... Costa Gomez is geen mensch meer.... Hij brult,

hij raast, gesticuleert, zweet, hij lijkt vertienvoudigd !

De vrouwen gillen

De hel is hier los ! Zijn arme ziekenbezoek....! Wat

is dat daar ginder.... ? Dat is niet menschelijk meer

1) De vroegkerk.