EEN BEWOGEN VRIJDAG OP DE BREESTRAAT

naaitj es, met een speelgoed-groote-teentje voorop en een haast onzichtbaar kleine-teentje er achteraan....

De vrouwen lachten van genot en konden het knuffelen haast niet laten.... Bekkie, met kennis van zaken, betastte zorgvuldig zijn ribbetjes. „Hij zit goed in z'n vleesch," zei ze. Hij trok een allerliefst vierkant mondje en gaf, prompt, 'n huilt je.

,,'n Gebenscht ponem,"*) mompelde moeder Scheine, met een glans van blijdschap op haar eigen gelaat.

„En kijk ereis," zei Clara, „hij heeft compleet een kuif!"

Maar juffrouw Coronel sprak hem aan. ,,'n Aardige kuif heb je op je hoofd! Schaam je je niet, om zoo tegen Sjabbes bij de menschen aan te komen? Hoe gaat men niet eerst naar den barbier, om zich zijn haar te laten knippen?"

En eindelijk in haar kracht, ging zij met wellust aan haar werk. Zij trok hem — na hem eerst gereinigd te hebben — het flanelletje aan, en het hemdje, en het zachte gebreide borstrokje, en het chemisetje, de linnen luier van oogjesgoed, de flanellen luier (netjes met lichtblauw gefestonneerd en in den hoek van een monogram voorzien door Duifjes vaardige hand), en de moltonnen luierj en toen over alles heen den apenrok, en het ponnetje, en het schortje, en het slabbetje. En ieder stuk opnieuw lokte weer een kreet van bewondering uit.... „zooals het hem stond!"

En Duifje lag daar maar....!

Eindelijk, om zijn toilet te voltooien, werd het mooiste van de twee door haar met den pauwenstaart gebreide bakkertjes op zijn hoofdje gezet. (Want dat weet men: een jongen hoort een gebreid puntmutsje te dragen, dat men een „bakkertje" heet; een meisje daarentegen een gewoon neteldoeksch mutsje met kantjes. Maar terwijl men toch al de gewoonte heeft om „van alles twee" in de luiermand klaar te leggen, opdat men niet verlegen zal staan als er tweelingen komen, legt men er van de mutsjes vier klaar: twee jongens- en twee meisjesmutsjes, die dienst

1) 'n Gezegend aangezicht.