DE SCHOFTJES

verheugen in het bezit van een bontmantel, maar zij hadden vergoelijkend verondersteld, dat zij er wel gauw een zou gaan koopen.

Haar verschrikte bekentenis, dat zij daarvoor geen geld had, was met een helder gelach ontvangen.

Was zij dan nog zoo'n onnoozel schaap, dat zij nog nooit gehoord had van een afbetalingsmagazijn? Piekfijne mantels waren daar te krijgen op voorwaarden, zoo redelijk, dat geen mensch er bezwaar tegen kon hebben.

Victoricntjc werd terstond aangegrepen door heftige begeerte naar dat weelde-bezit. Zij zag zichzelve reeds in soepel, bruin bont gehuld, het kopje weggedoken in den breeden kraag, haar kinnetje rustend op de zachte haren. En onder den kostbaren mantel uit haar nieuwe zijden kousen, die zoo prachtig bij haar schoentjes kleurden.

„Maar ik zou er niet mee thuis durven komen," spartelde zij nog tegen.

Dat was onzin, werd haar verzekerd. Dat zou wel wennen. Haar ouders zouden wel een woordje zeggen, maar dat moest je er voor over hebben. Ja, als je bij ieder stuk, dat je aanschafte, eerst je heele familie en je heele buurt moest raadplegen, kon je beter in een zak gaan loopen. Maar dat zou al dien bemoeials zeker ook al weer niet naar den zin zijn.

Victorine bleef weifelen ondanks haar brandend verlangen naar het kleedingstuk, dat zij in den geest vóór zich zag.

Haar boezemvriendin kwam met een edelmoedig voorstel voor den dag. Den volgenden Zondag moest Victorientje maar eens met haar bontmantel aan naar huis toe gaan. Zij kon dan eens hooren, wat haar familie erover te zeggen had, zij kon dan de hevigheid van den storm, die over haar schuldig hoofd zou waaien, van tevoren nagaan. Natuurlijk moest zij niet dadelijk verklappen, dat zij met geleende veeren pronkte!

Het voorstel werd luidruchtig toegejuicht en Victorientje nam het dankbaar aan.

Den geheelen verderen avond bleven bontmantels en alles,