DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

door

JAN VAN LUMEY

(Vervolg)

Zoo wandelde zij op en neer, tusschen de erwten en de boonen, tusschen de aardappelen en de kool, ernstig en in zichzelf verdiept, onverdroten cijferend en mediteerend. Zij liet zich niet storen door de tallooze muggen, die zoemend haar omzwermden, noch door het vroolijke lied van den huiswaarts keerenden landman. En evenmin werd zij afgeleid door Leo Brak, die inmiddels bij het tuinhek verschenen was en die geduldig wachten bleef, tot zij zich van haar taak gekweten had. Zij deed of zij hem niet opmerkte, en stapte langzaam en statig af en aan, zonder zich te overijlen en zonder van den tel te raken. Daarna zette zij zich, zooals het voorgeschreven was, op een der vermolmde banken, die het pad begrensden, en wenkte den jongeling om naderbij te komen. Want zij begreep, dat hij biechten wilde.

Immers! er bestond een eigenaardige verhouding tus-