DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

schen deze twee, die alleen te verklaren was, indien men de bijzonderheden van beider karakter kende. Anna was voor Leo een soort biechtvrouw. Hij beleed haar al zijn zonden, bekende haar eiken misstap met een zeldzame openhartigheid. En zij bestrafte hem dan of verleende hem absolutie, terwijl zij trachtte door wijze lessen zijn zedelijken levenswandel te verbeteren. Waartoe de comedie feitelijk diende, wist niemand te vertellen, en indien men zoo onbescheiden was geweest om de betrokken personen zelf hierover te ondervragen, dan betwijfel ik niet, of ook zij zouden het antwoord schuldig zijn gebleven. Het voornaamste was, dat beiden van deze biechtstonden een zekere bevrediging erlangden. Voor Leo was het niet onaangenaam, indien hij zich interessant kon voordoen, en hij versierde zijn verhalen met allerlei fantastische episodes, die de ander goedwillig geloofde. En misschien dat Anna, die persoonlijk nimmer een avontuur beleefde, met temeer aandacht zulke vertrouwelijke confidenties in zich opnam en verwerkte. Zoo bracht de wederzij dsche intimiteit voor ieder een aparte bekoring mee en ofschoon Anna thans de biecht wat ongelegen kwam, afwijzen wilde zij Leo toch stellig niet.

Schoorvoetend en onzeker naderde de biechteling en toen hij dicht bij de bank zich bevond, wierp hij zich plotseling op de knieën, begroef zijn gelaat in den schoot zijner vriendin en smeekte kreunend: „Help mij, Anna! Help mij, want ik weet niet meer, wat ik doen moet!" Daarop barstte hij in snikken uit en zijn tranen besproeiden de teedere vrouwenhanden die onwillig zich terugtrokken.

Anna was niet weinig verrast door deze felle smartuiting en met weemoed miste zij den luchtigen toon, dien zij zich van vroegere samenkomsten herinnerde. Het scheen, of Leo thans door een waarachtig leed werd gekweld, en omdat zij zelf in alles zoo onnatuurlijk was, kon zij den jongen dezen keer niet begrijpen. Zij vond hem overdreven en troostte hem op de wijze der hypochonders, die de klachten van een ander meestal pogen te verkleinen.

„Kom, kom! Het zal zoo erg niet zijn."