DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

Hij werd kalmer; langzaam hief hij het hoofd op, zijn blikken staarden strak voor zich uit.

„Ik ben op het punt een ploertenstreek te begaan" sprak hij en zijn stem klonk desolaat in de vallende duisternis.

„Verliefd?" schertste zij en lachte onnoodig luid, want zij begon zich onbehagelijk te voelen en wilde de stemming breken.

„Ja, verliefd!" antwoordde hij kregel.

En hij begreep ineens, dat al het biechten maar comedie was en dat twee menschenzielen elkander nimmer kunnen verstaan, indien zij niet door eenzelfde teederheid verbonden zijn.

Na zijn nijdige bekentenis bleef het een oogenblik stil. Anna werd verteerd door een brandende begeerte om te weten. Zij overwoog, op welke manier zij hem 't makkelijkst zijn geheim ontlokken kon. Daar zij vroeger vaak had bemerkt, dat hij terughoudend werd, zoodra zij belangstelling toonde, besloot zij tenslotte zich te beheerschen en hem niet met vragen te overstelpen.

„Je bent verliefd," mijmerde zij en streelde zijn haar. „Volg dan je verlangens!" voegde zij plotseling met bevende stem eraan toe.

Leo stond op, want hij kwam zichzelf bespottelijk voor in zijn knielende houding. Gejaagd begon hij heen en weer te loopen, telkens heen en weer, zooals een opgesloten dier, dat radeloos tusschen de tralies van zijn kooi een uitweg zoekt. Zijn onrust maakte haar nerveus en eindelijk kon zij zich niet langer bedwingen.

„Op wie ben je verliefd?" vroeg zij sensatie-belust en het klonk gretiger dan zij bedoelde.

Hij merkte haar onreine nieuwsgierigheid en ofschoon hij gekomen was met het onwrikbare voornemen, om haar alles te vertellen en zich aan haar beslissing te onderwerpen, nu stond het bij hem vast, dat hij zwijgen zou. Hij voelde plotseling een lichamelijke walging, zooals die, waardoor gezonde naturen soms bevangen worden, indien zij verminkte of halfslachtige wezens aanschouwen.