BESCHAAFDHEID OP DEN KOOPHANDEL. 5<3£

ter verkleefd, dien zij niet bouwden, een zwervend leven lijden en de raauwe fpijs en het gedurig woest bedrijf van moord hun eene woestheid aanbrengen, die ons bijna zou doen twijfelen, of zij wel tot den rang van menfchen behoorden.

De zeevaart, zoo naauw in verband tot den handel ftaande, vordert natuurlijk, dat wij haar niet ondank* baar vergeten. Zoo ergens kan bewezen worden, dat alle wetenfchappen en kunften aan elkander vermaagfchapt zijn, dan is het voorzeker op den bodem van het fchip, dat met eene volle lading, over den wijden oceaan, naar zijne begeerde haven ltevent. Maar zoo ooit ook de beschaafdheid eener natie kan blijken, dan js het waarlijk bij de befchouwing van dit grootsch bedrijf des menfchelijken levens. De Groenlander verheft zich op zijne fmalle boot, waarmede hij het waagt, tusfchen de rotfen van ijs te roeijen; maar zijn holle klomp is meer het bewijs van de ftoutheid, dan wel van den rijkdom van zijnen geest. Welk een verbazend verfchil tusfchen hem en den fchipper, die, met eene rijk geladene kiel, even als een vogel, ongemetenezeeën overtrekt en veilig zijne reis rondom de wereld vervordert t Zal het noodig zijn, uit de befchouwing dezer kunften en wetenfchappen nader te betoogen, dat zij een' aanmerkelijken trap van befchaafdheid veronderfteliea bii een volk, dat dezelve beoefent? En gelijk wij aantoonden, van welken invloed zij op den handel waren, ook alzoo is het ligt te bewijzen, dat derzelver beoefening uit haren aard eene ftrekking heeft, om dea mensch te befchaven en te veredelen. Hierdoor toch verkrijgt hij die zachtheid van geest, die behagelijkheid in zijne gedaante, die bevalligheid van zeden, die gezelligheid in zijne betrekkingen, die vaardigheid eindelijk in de uitoefening zijner • pligten, welke hem tot den voortreffelijken bewoner der aarde maken.

Verre zij dus van den koophandel de blaam geweerd, als of hij der beoefening van kunften en wetenfchappen zou tegenwerken en verhinderen, daar hij integendeel dezelve zoo zeer behoeft en op zijne beurt, ook wederkeerig genoeg erkentelijk is, om den dienst, dien zij hem bewees, ook met zijne fchatting aan dezelve dankbaar te vergelden.

_ Welk eene verpligting derhalve voor Hollander*, die alleen door den handel kunnen beftaan, om de kunften