5l6 STAATKUNDIG» ZEDELIJKE AANMERKINGEN.

STAATKUNDIG" ZEDELIJKE AANMERKINGEN»

{Naar het Latijn.')

Wat gij doet, dat doe ernftig en met welvoegelijkheid, niet achteloos en niet vlugtig. Men vait wel, wanneer men loopt, maar nietvwanneer men kruipt.

Beveel niets, verzoek niets, buiten hetgeen gij hopen kunt te verkrijgen. Wie onmogelijke dingeu begeert, wil ze niet hebben, en wil bele'edigd zijn.

*

Gij dreigt vergeefs, wanneer gij niet gevreesd wordt. Kom liever het verachten' uwer bedreigingen voor, door verftandiglijk te veinzen.

Prijs noch laak uzelven; het een berokkent nijd, het ander verachting. ^

Vraag niet te dikwijls. Houd ü liever, als ware u de zaak bekend, eer gij uwe onwetendheid aan den dag legt. #

Bij meeijelijke of u onbekende zaken moet gij altijd een diep ftilzwijgen in acht nemen.

*

Niet weinigen, die al te opregt zijn willen , zijn niet behoedzaam genoeg, en worden hunne eigene verraders. De openhartigheid in de vriendfchap vereischt niet, dat men alles, zoowel hetgeen te zeggen als te verzwijgen is, ligtzinniger wijze uitfchudt.

*

Handhaaf en verfterk uw aanzien door dikwijls afwezig te zijn. Een beftendige aanblik vermindert de hoog. achting*

Wanneer gij iemand vermaningen hebt te doen, doet het, zoo veel mogelijk, niet zelf, maar door een ander, om de verbittering te vermijden.

' • Geef