54*

REGTSGELI.EiiDE STELLINGEN

dapperheid of nijverheid. Dwangmiddelen verftikken integendeel elk vermogen der ziel, en elke kiem van verlichting. De (laaf denkt maar, dat hij alleen voor zijnen meester arbeidt, en doet niets meer, dan waartoe hij door de zweep wordt gedwongen. Vrijheid in denken en doen verheffen alleen de ziel en het hart; e» alleen daar, waar het volk zich door vrijheidsliefde, en door een juist gevoel van eer, uitteekent; waar eene warme deelneming aan het openbaar welzijn en voorvallen alle maatfehappijen, bezielt ; waar elk burger het woord Vaderland met eenen edelen en verftandigen trots uitfpreekt: daar- alleen zoeke men verhevene gevoelens en edele daden.

Stille en arbeidzame onderdanen enkel daarom, dewijl zij in hunne Godsdienftige gevoelens met den grooten hoop niet inftemmen, uit het land te jagen, is buiten allen twijfel een meesterfiuk eener zwakke regering. De natuur wreekt altijd de fchending harer regten. De vervolgde vlugtelingen herfcheppen elders wildernisfen in een Êden / terwijl een groot deel der, door hen verlatene landen, eene woestenij blijft, en het hof kan met al zijne plans omtrent de geldmiddelen, de febade niet herftellen, welke het door zijne onverdraagzaamheid zich op den hals haalt.

Verdraagzaam omtrent eenen Godsdienst en derzelver belijders te zijn zegt, als men met dit woord niet wil fpeleu, eenen Godsdierdiigen aanhang te vergunnen, dat hij vrij* zijn geloof mag belijden, zijne kinderen daarin opvoeden, en ook vreemden, die tot denzelveri willen overgaan, aannemen; door leeren en fchriftcn ter ftichting en ter bevestiging of verfterking van zijn geloof, onverhinderd deszelfs leerftellingen voordragen ; openlijke ver.aderplaatfen te houden, om den Godsdienst op hunne wijze verrigten te kunnen; bij den doop, echtverbindtenisfen en begrafenisfen de voorfchriften huns Godsdiensts te volgen, en daarbij hunne eigene Predikanten te gebruiken, en wat dergelijke zaken meer zijn. Maar de verdraagzaamheid verbiedt niet, om dezelve in zulke dingen te beperken, die het wezenlijke van den Godsdienst niet aangaan, en openlijk tot algemeene rustverftoring en tot eigene fchade konden ftrekken.

Wanneer eene Godsdienftige partij ongelukkig genoeg ware, om ftellingen, die openlijk tegen de zedekunde

©f