kleine natuurhistorische opmerkingen, enz. §89

kleine natuurhistorische opmerkingen , uit het dierenrijk»

(Uit eenen Brief van Profesfor autenrieth 11( TubiBgen.)

Tk kan u thans niets anders leveren , dan eenige op» **■ merkingen, uit de tijden mijner jeugd, uit die tij'' den, waarin iedere waarneming den jongeling nieuw en gewigtig voorkomt, en door hem wordt opgefebreven doch waaruit nooit een geheel geboren wordt, dewijl zijn plan, om het een of ander wat nader te bearbeiden , eiken dag door eene nieuwe omftandigbeid wordt verdrongen, om welligt denzeifden avond voor een derde ontwerp plaats te ruimen; tot dat eindelijk de meer ernltige ambtsbezigheden van den man, die al te zamen voor altoos te niet doen loopen. — Toen ik dezer dagen de nog voorhanden zijnde brokltukken mijner jeugdelijke Dagregisters, befchrijvingen van Natuur* historifche waarnemingen, en Ontwerpen van Oplteilen, doorbladerde, vielen mij de volgende Opmerkingen weder in de hand, bij welke zich latere Waarnemingen voegden, en thans wage ik het, die al te zamen u voor te leggen.

Ik had eenmaal eene levende adder, Cöluber natrix linn. , welke ik, ter proefneming, met eene lange roede tergde en toornig maakte. Haar heftig uitademen of blazen verraste mij; maar nog meer, de affchuwelijke (tank, dien zij thans, doch anders nooit, van

zich gaf. Later zag ik eenen grooten fteenuil,

Strix bubo, L., welke, toornig zijnde, al de vedeien oprigtte, en uit vollen halze, gelijk eene vergramde kat, blies, of gelijk men in het gemeene leven zegt, vuur fpuwde. —. in de voormalige dierengevechten te Weenen, zag ik eenen beer, die door de honden aangevallen wordende, zich op de achterpooten rigtte, de voorfte uitbreidde, en met opgefperden muil, heftig

fis-