02* sch00ne gedachten, enz. van lafontaine.

treft daarmede de borst van den vijand, en hare eigene borst te gelijk. De wraak ftroomt voort, als eene fnelle rivier, gedurig woedender, gedurig vernielender, hoe langer zij voortdroomt.

Het is ongelukkig, dat juist de verhevende fchoonheid, de zuiverde, rëinfte deugd zich niet laat befchrijven. Het is juist zoo, als of men iemand die nimmer den luchthemel gezien had, dat zuivere blaauwe gewelf op eenen fchoonen zomerfchen dag, befchreef. Van dit verheven eenvoudig fchouwfpel kan men verder niets zeggen, dan: zie het! de aanblik laat zich niet befchrijven, dewijl hij zoo hoogst eenvoudig is.

De tijd alleen arbeidt meer, dan al de Staatsmannen in Europa te zaam genomen. Wij daan verdomd over menig eene gebeurtenis onzer dagen, en zien niet, dat de zaden daartoe, reeds vóór eeuwen gezaaid waren , dat de tijd hen deed rijpen en opgroeijen , noch dat de Staatsmannen zich zeiven verwonderen, van wjar dat zeldzame, nieuwe ding, dat zij niet uit den weg ruimen kunnen, gekomen is.

het tweegevecht verhinderd.

C** ustavus adolphus, Koning van Zweden, te midX den van zijnen voorfpoed rusteloos wakende voor de goede orde, befchouwde de bijzondere geWehièn als eene ganfchelijke vernieling der betamende onderw fchiktheid. De woede der tweegevechten was vóór gijnen tijd eene foort van volksziekte geworden. Niets was gemeener, dan, niet Hechts bevelhebbers, maar zelfs gemeene foldaten, eikanderen om eene beuzeling'te zien vermoorden. De Koning, voornemens in zijn leger die onmenfchelijke gewoonte af te fchaffen fprak het doodvonnis uit, over al degenen die zich in tweegevecht zouden mengen.

Eenigen tijd nadat deze wet gegeven was, kregel twee opperbevelhebbers van groot aanzien onderling re' fcllil, cn verzochten den Koning verlof, om hetzelve

met