6%6 e. j. c 0 n r a d i,

digd (*). Hoe loffelijk intusfchen deze getuigenis, aangaande de Tollenaren, moge zijn, er wordt toch ook

fefproken van den tegenftand der Farifeeuwen, en het an daarom, pit hoofde dezer inlasfching, bij lukas, niet beflist worden, welk van beiden eigenlijk jezus, matth. XI: 12 , bedoelt. Met meer zekerheid fchijnt men dit te bepalen uit de bijna gelijkluidende plaats J.uk. XVI: 16. Jezus gaf in het voorgaande den volke eenige lesfen, boe men met aardfche goederen behoorde te handelen, Er waren, gelijk gewoonlijk, Farifeeuwen tegenwoordig. Deze, geldgierig zijnde, befchimpten (f) jezus wegens zijne leer, aangaande het gebruik van rijkdommen, en worden daarop door jezus zeer ernftig beftraft. Waarop de Heiland onmiddellijk deze woorden laat volgen : De wet cn de Profeten zijn lot op joannes , van dien tijd af wordt het Koningrijk gods verkondigd', en een iegelijk doet geweld op hetzelve. Is het niet natuurlijk dat men hierbij de befchimping, die de Farifeeuwen op dat eigen oogenblik toonden, voor den geest houdt, hen rnngfcTiikt onder diegenen, die geweld doen tegen het Koningrijk gods, én dat verftaat "Van eene tegenkanting tegen jezus leer. Niet Hechts toch weigerden zij gehoor te geven aan jezus heilzame lesfen, maar toonden openlijk hunne verachting van dezelve, zoodat zij vaii den zachtmoe-

di-

(*) Men leze deze beide verzen, luk. VII: 29, 30, in het Grieksch, en men zal zien dat de constructie in beide gelijk is, alleen heeft men, vs. 29, in de gewone uitgaven achter een comma geplaatst, hetgeen naen, vs. 30, achter No/uixoi niet gedaan heeft, en dit zal welligt aanleiding gegeven hebben, om het eerde anders, dan het tweede, te venalen. Nog iets: zou men niet „ al het volk hoorende" als eene algemeene Helling moeten befchouvven, die vervolgens nader voorgedragen is, door het volk in Tollenaren en Farifeeuwen te verdeelen, en van ieder aan te toonen, hoe zij hooiden? Het x«< «i, vs. 29, zou dan hetzelfde zijn als «' f«», en dit beantwoord worden door het o't fo,vs. 30.

Ct) Eigenlijk: zij trokken den neus op, fXfuixXtigi^ui, Conf. 5CHLEUsn„r j^Xt jy j>. in yocer zij legden dus openlijk op de befchimpendile wijze hur.ne verachting van jezus ën zijne leer aan den dag. Hetzelfde woord, wordt gebezigd, van de befpotciBg van jezus aan het kruis, luk. XXIII: 35. -—