§42 MERKWAARDIGE ONTDEKKING,

„ water, maar van eene tweede aanvoering kon hij ,, niet meer gebruik maken. De hevige ftorm, eerst „ uit het zuid- en daarna uit het noordwesten, blies, ,, gelijk ftroo, het eerfte vlammetje dra tot eene hooge ,, vuurkolom aan, en het menigvuldig en zwaar hout,, werk, guf aan dezelve een langdurend voedfel. De „ blikfem, en de daarmede verbondene knal, vervolg„ den, te midden van eene digte fnceuwbui van groote ,, vlokken, en de laatftc hervattede zich nog eenmaal, „ gedurende den brand."

„ lk zelf bevond mij, op dien tijd, in de fchole, ,, bezig met het uitdeden van brood, en gevoelde bij ,, den blikfem eenen zoo fterken fchok in den regter„ arm, dat ik mij nog heel duidelijk kan voordellen, „ hoe dezelve, daar ik die half nederhangend hield,

ginds en terzijde getrokken werd. Met de linker„ hand hield ik de lijst van het af te geven brood , „ en ging, na de woorden: ,, Dat was fterk!" met ,, mijne 'bezigheid voort. Of de gemelde fchok een „ uitwerkfel was van den fchrik, daar lk digt bij een

venfter ftond, of van de ehctriciteit, kan lk met

geene zekerheid zeggen."

In eenen lateren brief van den 9 Julij 9 deelde mij deze waardige vriend nog de volgende niet onbeduidende bijzonderheden mede: In het jaar 1690 moest de ,, toren op nieuw gedekt worden, en de Raad der

ftad, verwachtende dat in den appel eenige oude na„ rigten van 14,58 , wanneer men begonnen had den

toren te bouwen, aangaande de gefteldheid der ftad, „ zouden gevonden worden, liet den appel er mede

afnemen. Dan men vond in denzelven geen ge„ fchrift, noch iets anders, alleenlijk was, bij het af„ nemen, eene zwarte en genoegzaam vergane vodde

aan den toren blijven hangen, hetwelk misfchien een , ,, door zoo lang een tijdverloop, gansch vermolmd en ,, verteerd papier kan geweest zijn. Thans vond men

„ in den appel die 37 pond woog, en 9 maten

„ graan hield op een fchoon blank pergament,

eene befclmjving van het te dier tijd verrigtte , ds „ namen der toenmaals in ambten eii waardigheden „ ftaande perfonen, der Geestelijkheid, der Stads F£* „ gering, de onderfcheidene beroepen, nering ,en h««cl„ werken, die in en omftreeks de ftad gedreven1 wcr„ den, de verkregene iiedelijke regten , en het herltel