6g6* HET RIJK DES LICHTS, EN

fche gedaante te zien; gelijk zij ook geen' lust meer Èeibefi öm zich kleuren aaii te klinfteléri, ten einde aan zich zeiven en anderen fchöoner voor te komen dan zij Zijn. Het licht, 't welk hen in dit land, naar deszelfs "bijzondere eigenfehap, ten fpiegel dient, ontdekt hun duidelijk de gebreken, die zij nog hebben; en zij zijn niet onwillig, om zich zeiven als onvolmaakt te befchouwen, en van anderen als zoodanig te worden aangezien. Wie zal zich dan verwonderen, dat hun zoowel het donker land, als de levenswijze van deszelfs inwoners, onverdragelijk werd? om nu niet te fpreken van de befmettende' lucht, welke men in dat land inademt , eene lucht, welke nergens door gezuiverd wordt, en die door de uitwafeming van zoo vele ligchamen, welke daarin befloten zijn, wordt aangeftofcen Wanneer men deze lucht vergelijkt met die, welke de inwoners van het rijk des lichts inademen, dan is zij veeleer een verftikkende nevel, dan eene verfris* fchende lucht. .

De gefchledeniS van deze béide volken is noob,t merkwaardig, en verdient aliezins geloor.

Deze twee volken hebben éénen oorfprong. Zij woonden in het begin in het land des lichts, en werden door den Opperheer des lands bemind. Maar er gebeurde iets, waardoor hunne Dogen zwak werden, en hunne gedaante, voor het overige, zeer misvormd werd. Dit bewoog hen. om zich voor het licht te verbergen, en in 'déze Katacomben, welke met hun zwak gezigt best ftrookren, eene toevlugt te zoeken. Sedert zijn zij daaraan gewend, en hebben die handwerken uitgevonden, welke men heden nog onder hen ziet.

De tegenwoordige inwoners van het rijk des lichts, waren eertijds ook Katacomben. Maar op herhaalde noodigingen van den Koning des lichts, hebben zij dit donker land verlaten. Deze Koning nóodigt zonder ophouden dit ongelukkig volk, om in zijn rijk terug te keeren. Hij heeft zelfs, tot dat einde , die voetpaden doen aanleggen, langs welke men ongevoelig uit het eene land in het andere komen kan. Menigmaal heeft hij gezanten tot hen gezonden, die met geloofsbrieven van hem voorzien waren, en hen verzekerden, dat het licht, 't welk zij zoo zeer vreesden, het eenig middel -was, om hen te genezen} en tot nog fterker

san-