7)6 DE MAN HEEFT ZIJN GELUK GEMAAKT.

zocht te fpreken, en mij zoo doende, nog juist van pas, uit de niet geringe verlegenheid trok, om* den goeden lieden inlichting te geven omtrent iemand, die, offchoon mijn landsman, mij doch nog minder bekend was dan hun.

Ik had nu ten minde een voorwendfel, om met dezen gelukkig rijk geworden man kennis te maken, en alzoo mijne gewone nieuwsgierigheid desaangaande te bevredigen. Even na den middag ging ik naar hem toe; hij ontving mij zeer vriendelijk, en ik vond in hem een rondbordig, hartelijk man, gelijk in_ zijne vrouw een zeer beminnelijk wezen, dat door geestigheid en fcherts het onderhoud buitengewoon levendig wist te houden. De jonge lieden fchenen op den besten voet met eikanderen te leven; wel is waar befpeurde ik in hunnen omgang juist niet de teedere liefde der wittebroodsweken, doch daar en tagen ware genegenheid en wederzijdfche hoogachting, zoodat .ik in dit beminnenswaardig huisgezin 'eenen zeer aangenamen avonct doorbragt, en bij het heengaan; tot M> zelve" zeide: de Apotheker heeft regt gehad , want deze man fchijnt wezenlijk zijn geluk gemaakt te hebben." Nogtans waren mij eenige duistere trekken in bet aangezet mijns landsmans, en eenige heimelijke zuchten niet ontgaan, en, ingevolge mijne ingewortelde twijfelmoedigheid, aangaande dit punt, vertrouwde ik de zaak nog niet geheel. Ik bezocht dit huis nu dagelijks , en vond 'dezen kleinen kring deeds aangenaam; eenige dagen naderhand verhaalde ik den Heer B. (deze ," was de naam mijns landsmans) de toevallige oorzaak onzer kennismaking.

„ Gij hebt , waarlijk ! wel gelijk, mijn vriend! zeide hij, ,, deze uitdrukking der kortzigtige menfchen , l die alks naar den uiterlijken fchijn beoordeelen, te " wantrouwen. Het gaat mij niet beter, en mijne on„ dervindingen demmen volkomen met de uwe over-

een." ,, Des te meer verheug ik mij," hervatte

ik, ,, eindelijk eens eene uitzondering van deze, in der ., daad zeer treurige ondervinding, aan te treden ; doch, „ wanneer mij alles niet bedriegt, zoo kan men evenwel van u, met waarheid, zeggen, dat gij uw ge-

„ luk gemaakt hebt." • „ Zie, lieve vriend!" *«•

de de Heer B. „ het woord geluk fchijnt mij toe tot „ die uitdrukkingen te behooren, welke oneindig vele

s, be«