liefhebberij der romeinen voor visschen. 739

liefhebberij der romeinen voor visschen*

Het is niet zeldzaam, menfchen te vinden, die aan zekere liefhebberijen het grootfte gedeelte van hurt vermogen en van hunnen tijd hefteden. Niet altijd zijn zulke liefhebberijen zonder nut, dikwijls zelfs van dien aard, dat zij der kuntten en wetenfehappen wezenlijke voordeden aanbrengen. Wij bedoelen in dit opzigt alleenlijk de edele liefhebberij voor fchoone fchilderftukken en plaatwerk, die men bijzonderlijk bij velen onzer Grooten befpeurt. Even zoo ook kart men der» ïmaak voor bloemen, wier liefhebbers niet minder menigvuldig in ons land zijn, niet als geheel nutteloos befchouwen, want de kruidkunde heeft aan deze liefhebberij menige nieuwe ontdekking te danken.

Maar des te zinneloozef fchijnt de liefhebberij deiRomeinen voor eene tallooze menigte visfehen, die men, gelijk de menfchen, oppaste en onderhield, voor welke men de k@stbaarfte vijvers aanleide, en wier nut aan het einde in niets befiond, dan in eene kitteling* die zij voor eenige oogenblikken aan de fmaaktepcltjes van hunnen bezitter veroorzaakten.

Reeds de befchouwing van het woonhuis op het landverblijf van eenen weelderigen, in alle kunften der pracht ervaren Romein, verwekt wegens deszelfs omvang en luister onze bewondering; maar wat moeten wij zeggen, wanneer wij de woningen van redelooze dieren betrekkelijk van, gelijke grootte en met dezelfde pracht aangelegd vinden? Wat moeten wij van de voliere van vak.ro, en van lucuLlus vijver zeggen? ■— De Romeinfche landman varro, wien wij een werkje over de landhuishoudkunde te danken hebben, verhaalt ons eenige trekken van rijke Romeinen, betreflende dit onderwerp, welke wij hier ter waarfchuwinj van alle liefhebbers der vischvangst willen ter neder? Hellen.

Te zijnen tijde, verhaalt deze fchrijver, vergenoegde men zich niet meer met enkele vijvers, vol van de verfchilleudfle foorten van visfehen, die in zoet water leefden, maar men leide vijvers aan, die met dc open* Aaa a ba-