VILLA MORGENROOD

Weldra dreunden forsche voetstappen op de trap, de deur flapte open.

— Wel oue lui, goed geslapen? Dat doet me plezier, klonk Henks volle stem. Hij maakte een deftige buiging, lei dan een pakje muziek op tafel en daarop zijn hoed. Met een vlugge beweging pakte hij Jo en zoende haar, dat het klapte. De oue heer moest het met een poot doen,

— Wat Bep, lig jij er nog in? Kind, hoe kan je! 't Is een dag zoo mooi — je zou er dol van worden.

— Is 't heusch? twijfelde Beps dun stemmetje. Ze rolde overzij om beter naar buiten te kunnen zien.

— Wat ik je brom. Je ziet het al door 't raam, en buiten is 't nog veel mooier. Je moest een straatje om gaan.

— Henk, wil je nog thee? Je bent zoo laat, maar er is nog.

— O, moesje, een kopje voor de kleine jongen, die nog niets dan wat slootwater heeft gedronken,

— Gekke vent, lachte Jo, terwijl ze schonk, — En een bo met jam?

— Nou, wat graag, het brood is in de Kerkstraat wat schaarsch.

— Nee, 't is nog overal geen thuis.

— Zeker niet, betuigde Henk en hapte van zijn boterham. — Maar ik werd immers verdreven. Hier kan ik nog moeilijk bij, wat bleef er anders over dan logies met ontbijt te zoeken als je niet van zin bent in 't Vondelpark te slapen? Maar gelukkig, eten mag ik hier nog.

Twee sneden gingen glad naar binnen, een derde volgde.

— Nog nieuws? informeerde Gerard.

— Nieuws.... nee.... beroerde tij d.... anders niet.

— Maar met de muziek nog niet,

— 't Kon beter, d'r is nog al concurrentie met de buitenlanders. Die valutastrijkjes bezetten vaak een plaatsje. De bond is wel bezig ze d'r uit te wringen, maar dat gaat niet altijd even gauw en goed. O, ja, dat wilde ik nog zeggen, Leemker is weer in de stad. Ik kwam hem tegen in de Utrechtschestraat.

— Goed dat je 't zegt. 'k Zal hem narijden. M'n duitjes