MIA

aan. Niet denken, niet denken! Zou zij verliefd ? Och

welnee, wat een onzin, zij en verliefd, dat kan niet. Zij houdt niet eens van Bartholdi. Zij is eigenlijk een beetje bang voor hem. Niet meer denken, niet denken, maar slapen!

De volgende les vertelt zij hem, dat zij nog nooit iets om een jongen gegeven heeft. Zij is verbaasd over haar eigen vertrouwelijkheid. Niets voor haar, maar hier is iemand, die haar temperament begrijpt, beter nog, die het voor haar verklaren kan, die haar kan helpen en haar den weg wijzen in alle onbegrijpelijkheden en afgronden van haar ziel.

„Om geen enkelen jongen? Nee, jongens zijn ook niets voor jou, zoo'n kalverliefde. Niets voor zoo'n klein raspaardje! Jij verlangt iets anders."

„Wat dan wel?" Zij kijkt hem vragend aan.

„Een groote, gloeiende, hartstochtelijke liefde en het is de vraag of je die ooit zult vinden."

„O, God, waarom niet?" Zij beeft van angst en verlangen.

„Nou wie weet, misschien valt het mee,"

Hij strijkt zacht over haar krullen, slaat een arm om haar heen en houdt haar tegen zich aan.

Zij trilt. De wereld verdwijnt voor haar oogen. Haar geheele lichaam is in één spanning.

Hij observeert haar nauwkeurig. Zou hij het wagen? Probeeren! Hij drukt met zijn linkerhand haar hoofd achterover, zijn mond nadert haar lippen.

Plots schrikt zij op. Een schok doortrilt haar. Zij rukt zich los met onthutste oogen. O, nee, dat niet, geen zoen.

Op een afstand bekijkt hij haar en lacht weer fijntjes.

„Dat komt wel, dat komt nog wel."

O, waarom wordt zij nu niet woedend? Waarom slaat zij hem niet op zijn brutale gezicht? Zij kan niet. Zij staat als vastgenageld, kan zich niet verroeren. Haar ledematen voelen als lood. Haar lichaam is als verdoofd.

„Kom, allons, aan den arbeid!," zegt hij alsof er niets gebeurd is. Bevend neemt zij den strijkstok op. Wat zal er