MIA

vatting speelt en berg je maar als je zoo stom bent om te zeggen: „dat weet ik niet". Dan scheldt hij je gewoon de huid vol. Het is wel erg gezond, gelooft zij, als zij maar niet telkens zoo schrok en zoo bang voor hem was. In elk geval, hij zal haar muzikale ontwikkeling op een veel hooger peil brengen en dat is toch al iets heel goeds, als hij maar niet zoo ruw was! Als zij uit het Conserva torium komt staat Herman buiten en kijkt haar vroolijk lachend aan.

„Zoo, ben je daar?"

„Heb je op mij gewacht? Gezellig!"

„Ga je mee een kopje thee drinken bij Royal?"

„O ja, graag!"

„O nee, daar wordt gedanst."

„Nou, dan dansen wij niet, als je dat liever niet doet." „Goed dan!"

Zij kijkt hem eens van terzijde aan. Wat gek toch. Waarom wil hij eigenlijk nooit dansen?

Ze zitten in een gezellig hoekje en praten opgewekt samen. Herman strijkt zijn hand door zijn golvend haar. Wat heeft hij een diepe melancholieke oogen, denkt Mia. Zou hij verdriet hebben? Een ongelukkige liefde of zooiets? Och, hoe komt zij eraan? Zij is ook dadelijk zoo romantisch!

„Ga jij vanavond ook naar Josine Clarenbeek?"

„Ja, jij ook?"

„Ja, ik had al hoop op jou."

Zij kijkt hem in de oogen, maar ziet niets dat ook maar in de verste verte lijkt op verliefdheid. Ze vinden het gezellig vanavond elkaar weer te treffen, anders niet.

Hij zwijgt een heelen tijd, terwijl zij thee voor hem schenkt en hem de lekkernijen presenteert. Plotseling zegt hij op een toon, alsof hij iets in zich terughoudt:

„Vindt jij het leven ook zoo moeilijk?"

Zij voelt dadelijk zijn ernst aan en wendt hem haar gezicht toe.

„Dikwijls wel, ja."

„O, het is soms niet uit te houden," zegt hij gesmoord.