SPORTLIED IN HET STADION

door

EDWARD B. KOSTER

De middag hoort de vele klokken dreunen, En in het Stadion komt door een poort Een groep van rappe mannen aangestapt, De tred veerkrachtig, het gelaat gebruind, De trui nauwsluitend om de forsche borst. Frisch waait hun vaan en hel weerklinkt hun lied, Waarop hun gang in stevig rhythme gaat. Het zijn gymnasten, maar hun luide zang, Die vast-melodisch opstreeft in de lucht, Geeft lof en eer aan al het lichaamsspel.

Daar rijst de roem van Cricket: vaste hand, Het waakzaam oog, de felle zwaai van 't bat, Het lenig lichaam van den bowler, die Het wicket, wiss'lend in zijn worp, bestookt, De vlugge fielders, met hun wit het groen Van 't veld verlevendigend, stip bij stip.

Het Voetbal prijzen ze om de harmonie, Waarbij elk deel in het geheel verdwijnt, En samenwerking voor de zege zorgt: Het rennen en het plaatsen, 't oordeel juist Bereek'nend hoe de beste kansen zijn,