DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

ziek. Onwillekeurig sprak hij den afschuw uit, die zijn wezen vervulde:

„Wat een smerig parfum! Het moet patsjoeli zijn."

Zij stond op en keek hem zoo verwonderd aan, dat hij eensklaps den omvang zijner schuld begreep. Hij v/ilde zich uiten, maar kon zijn woorden niet vinden. Met gebogen hoofd wachtte hij de komende verwijten af.

Het bleef echter stil, alleen de klok tikte tergend-luid door het vertrek. Na een poos voelde de kunstenaar zich vernederd, hij begreep zelf niet waarom. Zijn hoogmoed ontwaakte en hij begon te praten, kalm en hoffelijk, om zijn vrouw te krenken en te bespotten. Daar zij niet toornig werd en zwijgend zijn misstap billijkte, meende hij te moeten aannemen, dat zij haar vrijheid terugverlangde. Het was zijn plicht, om aan dezen wensch te voldoen en voortaan uitsluitend officieel als echtgenoot op te treden. Ook beloofde hij plechtig, zijn toekomstige medeminnaars in zijn huis te zullen ontvangen. En toen, omdat zij nog altijd niet antwoordde, was hij van kwaad tot erger vervallen. Leugens had hij verzonnen, om de oude liefde te prikkelen. Hij had laten doorschemeren, dat zijn fout niet van gisteren of eergisteren dateerde en dat al vroeger de nachten door eenzelfde bedrog verontreinigd waren. En tenslotte was hij een peroratie begonnen over het polygame karakter van den man en al zijn fierheid had hij neergelegd in een wijsgeerig betoog.

O! het was schoon, om hooghartig te zijn en zich te wapenen met trots en ongevoeligheid. Maar het maakte de menschen zoo verschrikkelijk eenzaam. Midden in zijn rede had zij hem aangekeken met een zoo klagende verwondering, dat hij ontsteld gezwegen had. Reeds wilde hij berouwen en zich verootmoedigen, toen zij plotseling zonder een woord de kamer verliet. Hoe navrant was het alles geweest! Aandoenlijk, maar voorbij — voorbij !

Alleen nog in zijn verbeelding aanschouwde hij de wijde strakke pupillen, zooals zij hem voor het laatst uit den spiegel tegenstaarden. Hoe lang al moest hij deze namelooze kwelling verduren? Was het een minuut — een